DiversityMigration

De J.P. Coenschool

By Sunday 12 September 2004 2 Comments

Voor: Het Parool, februari 2004.
Door: Marja Vuijsje

Voorjaar 1967. Mijn moeder is druk bezig onze huiskamer op orde te brengen. We krijgen hoog bezoek. Meneer Haras komt praten. Mijn onderwijzer van de J.P. Coenschool wil zich er niet bij neerleggen dat ik na de grote vakantie naar de Mulo ga. Volgens hem kan ik later wel iets interessanters gaan doen dan de door  mijn ouders beoogde kantoorbaan. De Toets heeft hem gelijk gegeven: als ik wil, kan ik naar het gymnasium. Meneer Haras heeft er veel voor over gehad om het zover te krijgen. Een jaarlang heeft hij mij en met mij een aantal andere zesdeklassertjes extra lessen gegeven. Om te voorkomen dat zijn meisjes massaal naar de huishoudschool gaan en zijn jongens naar de ambachtschool kwam hij voor dag en dauw naar school om ons in zijn vrije tijd bij te spijkeren.
Meester Haras was een man met dromen. Net zoals een paar andere onderwijzers op onze school was hij aangeraakt door de idealen van vernieuwers als Co van Calcar, die zich in de jaren zestig en zeventig sterk maakte voor verbetering van het onderwijs aan achterstandskinderen. Niet langer moesten wij geperst worden in een onderwijssysteem dat op geen enkele manier aansloot bij ‘onze ervaringswereld’. Er moest een pedagogisch klimaat geschapen worden waarin het voor arbeiderskinderen van wie de ouders doorgaans slechts lagere school hadden aantrekkelijk gemaakt zou worden om te leren. Daarin is meneer Haras geslaagd.

Alle voormalige klasgenootjes die ik opzoek om terug te halen hoe het ook alweer was op de J.P. Coen voordat het een zwarte school werd, weten nog goed hoe ze bij hem tot bloei kwamen. Dat gold zowel voor de knappe koppen, zoals die vroeger zo stille jongen die uiteindelijk naar de Technische Hogeschool in Delft ging, als voor de zwakkere leerlingen. Gerda Van Luyn-Cambach herinnert zich dat Haras niet alleen een klasje voor potentiële Mulo/HBS/Gymnasium-klanten formeerde, maar dat hij ook werk maakte van leerlingen met een fikse leerachterstand. ‘Dan moesten kinderen zoals jij voor jezelf werken en nam hij ons apart,’ zegt ze. ‘Omdat Haras uitstraalde dat hij ervan overtuigd was dat ik heus wel wat kon, ging ik daar uiteindelijk zelf ook in geloven.’

Een merkwaardige figuur was het, onze twee jaar geleden overleden onderwijzer. Een kleine, dikke, lichtbruine man met kroeshaar, een immense eetlust, een groot gevoel voor humor en een gitaar die hij onder meer gebruikte om ons Surinaamse liedjes te leren. Het scheppen van het door hem gewenste ‘pedagogische klimaat’ ging gepaard met veel zingen, dansen, toneelspelen en tekenen; activiteiten die vandaag de dag gedeeltelijk worden verzorgd door deskundigen van buiten, zoals de mensen van Het Muziekatelier en van Kunstweb.
Jaap Guérand, een van de twee leerkrachten die dit jaar een groep acht onder hun hoede hebben, heeft de J.P. Coen in de loop der tijd zien veranderen. Voorheen was het een school voor kinderen uit de snel welvarender wordende blanke arbeidersklasse van wie de ouders hun krappe behuizing in de Indische Buurt massaal verruilden voor een eengezinswoning in gemeenten zoals Almere en Lelystad. Nu wordt de school gedomineerd door de kinderen en kleinkinderen van – inmiddels in groten getale werkloze dan wel arbeidsongeschikte- gastarbeiders.
Jaap Guérand is ruim dertig jaar werkzaam op mijn oude school en is druk doende zijn kinderen klaar te stomen voor de Cito-toets 2004. Nu de school grotendeels wordt bevolkt door allochtone kinderen is het ‘taal, taal en nog eens taal wat de pot schaft’, zegt hij. Zijn klas bestaat uit zeven kinderen van Marokkaanse komaf, vijf kinderen met Turkse ouders en een Pakistaanse. Soms verbaast hij zich erover dat voor zijn pupillen de meest gangbare Nederlandse begrippen onbekend zijn gebleven. Zoals laatst toen bleek dat geen van zijn leerlingen wist wat een burgemeester was. In tegenstelling tot de andere groep acht van de J.P. Coen, die een paar grote talenten herbergt – vooral dat ene Irakese meisje uit het naburige asielzoekerscentrum doet het uitstekend – denkt Guérand dat de Citotoets hem zal sterken in zijn overtuiging dat de meeste van zijn leerlingen naar het VMBO zullen gaan. Tot grote teleurstelling van een aantal ouders.

‘Een van de meest opmerkelijke verschillen met de tijd dat jij hier nog op school zat,’ zegt Guérand. ‘Is dat allochtone ouders veel hogere verwachtingen hebben dan de ouders van de arbeiderskinderen die wij hier vroeger hadden. Zij vonden het al heel wat als hun kinderen naar de Mulo/Mavo gingen, terwijl veel Marokkaanse en Turkse ouders denken dat hun kind wel dokter, advocaat of architect kan worden. Dat heeft met hun migratie te maken. Ze kwamen hierheen om het beter te krijgen en om een goede toekomst voor hun kinderen te bewerkstelligen. In de beginjaren wekten wij ook wel de indruk dat het Nederlandse onderwijssysteem zo in elkaar zat dat elk kind in principe iets hoogs zou kunnen worden.’ Langzamerhand heeft dat vooruitgangsoptimisme plaatsgemaakt voor meer realiteitszin. ‘Van migrantenkinderen met vaak analfabete ouders kan je nu eenmaal niet verwachten dat ze in groten getale doctorandus worden.’

Veel is er veranderd sinds die woensdagmiddag in 1967 toen meneer Haras tevergeefs bij mijn moeder op de thee kwam om haar over te halen mij in te schrijven bij een gymnasium. Huisbezoeken worden niet meer afgelegd. In plaats daarvan komen de ouders naar school om met de leerkrachten van hun kinderen te overleggen. Wat dat betreft gaat er veel lof naar de in onderwijsland tamelijk bekende oudercoördinator Mustapha Khaddari. Jaren geleden kwam hij uit Marokko om onderwijs in eigen taal en cultuur te geven. Hij groeide uit tot de grote genius achter de sterk verbeterde band tussen de J.P. Coenschool en de ouders van allochtone leerlingen, die uit hun thuisland een houding hadden meegenomen van: hier zijn mijn kinderen, zorgen jullie maar dat het goed met ze gaat. Inmiddels is de school een graag door allochtone ouders bezocht adres én kwamen er voor hen allerlei cursussen van de grond, zoals Nederlandse les voor Marokkaanse moeders.

Niet alleen werd de J.P. Coenschool ‘een brede school’, wat wil zeggen dat onderwijs en welzijn nauw samenwerken om de kinderen en hun ouders op te stoten in de vaart der volkeren, ook kwamen er tal van hulptroepen om het aanbod van de school te versterken. Van een orthopedagogisch medewerker tot en met maatschappelijk werkers, klasse-assisten, tutoren en mentoren; universitaire en hbo-studenten van allochtone komaf die als rolmodel dienen en die de kinderen in kleine clubjes apart nemen.

Allochtonen. In 1967 hadden we daar nog nooit van gehoord. Slechts hier en daar trof je een donker ogend gezin; een handjevol Surinamers en een paar repatrianten uit het oude Indie. Voor de meeste van ons was Otmar Haras de eerste zwarte man die wij van dichtbij meemaakten. Tegenwoordig zou ook hij ‘allochtoon’ genoemd worden, maar de zoon van een uit Suriname afkomstige Amsterdamse hoofdonderwijzer en een eveneens Surinaamse verpleegkundige werd door ons gezien als een rasechte Mokummer. Legendarisch zijn de verhalen over de manier waarop hij ons beschaving bijbracht. Op geestige doch indringende wijze leerde hij ons het belang van een goed ontbijt, dat we ons dagelijks moesten wassen, geen messen op zak moesten dragen en dat we, jawel, respect moesten hebben voor elkaar en voor andersdenkenden. Kort voordat we afreisden voor een meerdaags schoolreisje, leerde hij ons met mes en vork eten. ‘Thuis hoeven jullie dat misschien niet, maar als jullie later in betere kringen komen te verkeren dan moeten jullie wel weten hoe het hoort,’ zei hij daarover.

Betere Kringen. Het woord alleen al had een griezelige klank. Mensen uit betere kringen kwam je nou nooit tegen in onze buurt. Hooguit kwamen onze moeders daar wel eens mee aan in aanraking als ze uit poetsen gingen bij een beter gesitueerd gezin. Inmiddels wordt het ‘sociaal mengen’ gezien als dé methode om de taalontwikkeling, de ‘inburgering’ en daarmee het niveau van J.P. Coen-kinderen op te vijzelen. Het ‘taal, taal en nog eens taalonderwijs’ waarover Jaap Guérand het had, heeft de laatste jaren een enorme vlucht genomen. Nu veel ouders van de leerlingen tot de tweede generatie migranten behoren, het onderwijs in de thuistalen is afgeschaft en de school er niet langer voor kiest ouders in hun moerstaal aan te spreken, is er wat dat betreft al veel verbeterd, vinden de meeste leerkrachten.

Toch wordt reikhalzend uitgezien naar de oplevering van meer duurdere huizen in de Indische Buurt waarin overwegend hoger opgeleide autochtone gezinnen zullen gaan wonen. Een eerste groepje witte ouders is al over de brug. Aanvankelijk hadden ze hun kroost ingeschreven op de 8e Montessorischool op de Oostelijke Eilanden. Toen bleek dat die school te maken had met overinschrijving, werden ze verleid hun kinderen op de J.P. Coen te plaatsen. Die menging is niet alleen goed voor de zwarte kinderen, maar ook voor de kinderen van inheemse Nederlanders, meent adjunct-directrice Jannie Tuin. ‘Als Amsterdammers van jongs af aan met elkaar opgroeien, kunnen ze als volwassenen ook beter met elkaar leven en werken dan nu het geval is.’

Samenleven met ‘allochtonen’. Voor veel van mijn oud-klasgenootjes is het een onbekend fenomeen gebleven. De meesten van hen bezien de Marokkanen en Turken die de Indische Buurt vandaag de dag domineren als vreemd volk dat staat voor de alom door hen geconstateerde achteruitgang van de wijk. Behalve kroegbaas Gijs de Rooij – die altijd in de Javastraat is blijven wonen – zijn ze lang geleden vertrokken naar fraaiere locaties. Met veel van hen is het goed afgelopen. De meest succesvolle mannen hebben banen zoals projectleider in Amsterdam-West, systeemontwerper bij een grote bank of hebben een eigen zaak, zoals de vroeger altijd al ‘in muziek’ zijnde jongen uit de Delistraat die sinds jaar en dag het geluid verzorgt bij de optredens van Rene Froger.

De vrouwen behoren veelal tot de groep herintreedsters en hebben nu een parttime baan in de dienstverlenende sector. Een enkeling is voor zichzelf begonnen, zoals dat meisje dat zo goed was in gym en nu een opleidingsschool voor blindengeleidehonden bestiert in Lelystad. Gerda Van Luyn-Cambach is een van de weinige moeders die vrijwel ononderbroken buitenshuis is blijven werken. Rond haar vijftiende heeft ze nog even hemel en aarde moeten bewegen om haar vader ervan te overtuigen dat het ook voor meisjes nuttig is een opleiding af te maken. Met haar diploma nijverheidsschool op zak heeft ze destijds via allerlei cursussen haar taalachterstand weggewerkt en begon ze een decennialange loopbaan bij de gemeente Amsterdam waar ze nu werkt als publieksvoorlichtster van de Milieudienst. Van de huidige J.P. Coenschool heeft ze – net zoals de meeste anderen – geen hoge pet op. ‘Zo’n zwarte school kan nooit goed zijn,’ zegt ze.
Veel leerkrachten kunnen zich wel voorstellen dat mijn voormalige klasgenootjes met nostalgie terugdenken aan die hoopvolle jaren zestig toen de buurt nog blank was en het leek alsof er voor ons allemaal een mooie toekomst in het verschiet lag. Zij zitten behoorlijk in hun maag met het heersende beeld over zwarte scholen. Hoewel het perspectief van de huidige J.P. Coen-kinderen dagelijks onderuit wordt gehaald door nare berichten over jeugdcriminaliteit, onmachtige ouders en vreselijke taferelen op door allochtone leerlingen gedomineerde VMBO-scholen kennen zijzelf nauwelijks voorbeelden van kinderen waarmee het faliekant mis ging. Hun werk doen ze nog altijd in de geest van mijn oude meester Haras. Met een bijna onverstoorbaar optimisme werken ze aan de ontplooiing van hun leerlingen. Daarvoor maken ze – net zoals Haras destijds – vele overuren. Want: ‘Het is zo verschrikkelijk leuk om mee te maken wat je allemaal kunt bereiken als je kinderen en hun ouders goed begeleidt.’

Hoe zal het de J.P. Coenkinderen vergaan die zich dezer dagen opmaken voor hun eindtoets basisonderwijs? Jihane Nachith, Sabah Ammi en Sefa Bospinar, drie van Jaap Guérands leerlingen zijn zichtbaar nerveus over de naderende examendagen. Jihane, wat je noemt een pienter kind van wie ‘meester Jaap’ verwacht dat zij het bovengemiddeld zal doen op de Cito-toets, weet al wat ze wil worden: onderwijzeres. ‘Het liefst op een gemengde school.’ Sabah houdt het op grondstewardess. Sefa droomt van de architectuur. ‘Omdat ik het leuk vind om te tekenen.’ Of Sefa het daarvoor benodigde vwo-niveau heeft zal straks blijken als de toets der toetsen achter de rug is.
‘Waarom wilde jij eigenlijk niet naar het gymnasium?’ Vraagt een van de onderwijzeressen na een gesprek over het overschatte belang van die Citotoets. ‘Ik was bang dat ik niet goed genoeg was,’ zeg ik. ‘En ik zag er tegenop in mijn eentje naar zo’n sjieke school te gaan.’ Ze knikt begrijpend. Vorig jaar had ze een jongen in groep acht die zich via noeste arbeid had opgewerkt tot de beste van de klas. Uit de Cito-toets bleek dat hij naar het gymnasium kon. Uiteindelijk is het vwo geworden. ‘We waren bang dat zijn resultaten eronder zouden leiden als hij als enige Marokkaanse jongen tussen allemaal kinderen van hoogopgeleide Nederlanders terecht zou komen.’

Wat schoolkeuze betreft, is er sinds 1967 weinig nieuws onder zon. Ook in dat jaar was er een enkeling die het huidige vwo-niveau haalde, ging een handjevol naar een lagere vorm van algemeen vormend onderwijs en koersten de meeste kinderen af op een lagere beroeps opleiding. Zowel Jaap Guérand als zijn collega’s benadrukken dat er sowieso meer overeenkomsten zijn dan verschillen tussen de achterstandskinderen van vroeger en de leerlingen van nu. ‘Net zoals jullie vaders en moeders vroeger willen ook allochtone ouders het beste voor hun kinderen,’ zeggen ze in koor.

Marja Vuijsje

Marja Vuijsje

Zij is freelance journalist. Ze werkte jarenlang als redacteur voor het maandblad Opzij, schreef onder meer voor Vrij Nederland en Het Parool en was redactiechef van het radioprogramma Met het oog op morgen. Haar boek 'Joke Smit, biografie van een feministe' (Uitgeverij Atlas, 2008) werd genomineerd voor de Grote Geschiedenis Prijs 2009 en stond op de Tiplijst van de AKO-Literatuurprijs 2009.c

2 Comments

Leave a Reply to Arnold Labrie Cancel Reply

 

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.