DiversityWest

Hirsi Ali moet weg uit Kamer

By Tuesday 20 June 2006 No Comments

De moslim-ambassadeurs die bij VVD-leider Zalm aanklopten hadden gelijk dat Kamerlid Hirsi Ali de vrijheid van meningsuiting misbruikte om moslims te ten diepste te beledigen, meent Shervin Nekuee.
Hirsi Ali moet weg uit Kamer – Brief moslimlanden legt vinger op Hollands zere plek
De moslim-ambassadeurs die bij VVD-leider Zalm aanklopten hadden gelijk dat Kamerlid Hirsi Ali de vrijheid van meningsuiting misbruikte om moslims te ten diepste te beledigen, meent Shervin Nekuee.
Met de waarschuwingsbrief van de Organisatie van de Islamitische Conferentie (OIC) aan Gerrit Zalm, getekend door ondemocratische moslimlanden, over Hirsi Ali’s negatieve kwalificaties jegens profeet Mohammed, hebben de OIC-landen het gelijk aan hun zijde. Met haar vernederende uitspraken omtrent de belangrijkste icoon van moslims, heeft Hirsi Ali zich als representant van de parlementaire democratie onmogelijk gemaakt.

De intellectuele elite claimt dat Hirsi Ali, zoals elke andere Nederlandse burger, moet kunnen zeggen wat ze denkt. De vrijheid van meningsuiting is het allerhoogste goed en dient in deze kwestie gewaarborgd te blijven. Ook staan vele polder-filosofen in de rij om een ‘redelijke’ draai aan de zaak te geven. Maar het gaat hier niet om de kritische, filosofische overpeinzingen van een autonoom denker, Ayaan Hirsi Ali, over de persoonlijkheid van profeet Mohammed. Hier is politica Hirsi Ali aan het woord, die met haar ruwe kwalificatie aan het adres van hun belangrijkste icoon, een minderheidsgroep diep beledigt.
Een fatsoenlijke democratie zou op zijn zachtst afwijzend op een dergelijk optreden van een van haar afgevaardigden moeten reageren; zelfs als de publieke opinie van de niet-religieuze meerderheid sympathiek tegenover haar sentimenten staat. Het is dan ook niet de vrijheid van meningsuiting, maar het fatsoen van de Nederlandse samenleving, dat in deze kwestie in het geding is.

De OIC-landen leggen in hun brief de vinger op de zere plek: de Nederlandse parlementaire democratie gaat over de schreef wanneer haar volksvertegenwoordigers zonder pardon een minderheidsgroep op de ziel mag trappen, door hun profeet als ‘pervers’ te bestempelen.
Veel moslims voelden zich al sinds de gebeurtenissen van ’11 september’ afgewezen, in de hoek gezet en aangesproken op een fundamentalisme waar zij niets mee van doen hebben. De vernederende uitlating van een (toen aankomend) parlementslid, is voor hen de ultieme bevestiging van deze gevoelens.

Het hart van een fatsoenlijk parlementaire democratie vormt de bescherming van minderheden ten opzichte van de tirannie van de meerderheid. In de woorden van Israëlische filosoof Avishai Margalit: ‘Een fatsoenlijke samenleving is een samenleving waarin mensen niet vernederd worden door de instituties waar zij op aangewezen zijn. Voor mensen is het vernederend wanneer de identificatiegroep waartoe zij behoren, het object is van discriminatie, haat, onderdrukking en spot (The Decent Society, 1996).

In dit geval moet men blind zijn om niet te zien dat moslims wel degelijk vernederd zijn door een representant van de Nederlandse parlementaire democratie. Een kwalijke zaak voor een land dat het afgelopen jaar te kennen gaf te snakken naar fatsoen.

Wat Hirsi Ali zelf betreft, haar gedachten over de islamitische culturen zijn te statisch en essentialistisch, te resoluut en te rechttoe rechtaan. Maar één ding moet haar na worden gegeven. Zij heeft de culturele factor op de politieke agenda gezet: dat bepaalde aspecten van moslimculturen (met de nadruk op het meervoud) belemmerend kunnen zijn voor het moderniseringsproces en emancipatie van betreffende groepen. Dat is geen geringe verdienste van Hirsi Ali. Ook al werd binnen de sociale wetenschappen al jaren rekening gehouden met deze factoren, zie de uitstekende proefschriften van Van San (Jeugdcriminaliteit en Antilliaanse cultuur) en Van Gemert (Jeugdcriminaliteit en Berber-cultuur). Maar de complexiteit van het begrip cultuur was vóór Hirsi Ali’s tijdperk een reden voor de politiek om er over te zwijgen.

Hirsi Ali kreeg voor haar bijdrage aan het debat erkenning: ze mocht meedoen aan de parlementaire besluitvorming. Ze kreeg de gelegenheid om haar observaties te vertalen naar slimme, praktische en desnoods revolutionaire wetsvoorstellen en regelingen. Werkbare ideeën die voor de versnelling van de emancipatie van moslimvrouwen kunnen zorgen – toch een beetje haar doelgroep.

Heel even leek er op dat ze die kans ging pakken. Op 20 december 2002 heeft ze in een volle Zaal in Beurs van Berlage (tijdens een gezamenlijke conferentie van de Wiardi Beckmanstichting en de liberale Teldersstichting over de islam) haar excuses aangeboden aan de moslims die geraakt zouden zijn door haar kwalificatie van de islam als ‘achterlijk’. Ik was er ook, met Hirsi Ali in debat. Uit dit verzoenende gebaar maakte ik op dat ze het domein van de polemiek had verlaten en definitief had gekozen voor de constructieve politiek. Gelet op haar voor moslims beledigende uitspraken in Trouw (25 januari), blijkt dat ze het vooruitzicht om te ploeteren als een gewoon Kamerlid in de oppositie niet boeiend genoeg vindt.

Door de draad van haar beledigingsoffensief weer op te pakken, heeft ze als Kamerlid voorgoed gefaald, voordat ze überhaupt begon. Ze doet er wijs aan om alweer te vertrekken. Ze mag wat mij betreft boeken vol schrijven over de seksuele geschiedenis van de profeet Mohammed en de invloed hiervan op het zelfbeeld van moslimmannen of iets dergelijks (wat overigens geen originele gedachten zijn, want Jerry Vines, een voormalige voorzitter van de Zuidelijke Baptisten Conventie, verkondigt dat soort theses al een jaar lang in Amerika).

Ook is ze vrij om in een wekelijkse rubriek de kwetsende kwalificaties te articuleren richting moslims en hun heiligen. Maar deze emancipatiestrategie is niet te rijmen met die van een parlementariër. Want een parlementslid staat niet voor zichzelf of de eigen partij. Hij of zij moet een rolmodel zijn voor een fatsoenlijke samenleving.

Als we iets wijzer zijn geworden van de ondergang van de LPF, is het dat politiek meer is dan het genereren van oneliners, publiciteitsstunts en polemiek. Mijn advies aan Ayaan Hirsi Ali is dan ook om uit de Tweede Kamer te stappen. Ze past beter bij de vele uitgesproken en compromisloze opiniemakers en media-persoonlijkheden die met geen enkele vorm van representatie rekening hoeven te houden behalve met, indien ze dat hebben, hun eigen geweten. Voor een fatsoenlijke parlementslid is Hirsi Ali te veel bezig met het voeren van haar eenmansoorlog tegen de islam.

Shervin Nekuee

Shervin Nekuee

In de afgelopen jaren is hij als essayist, publicist en debat programmamaker werkzaam. Zijn hoofdonderwerp is de multiculturele samenleving en dan vooral de culturele en sociale aspecten hiervan. Ook is hij als schrijver en programmamaker zeer betrokken met politiek en culturele ontwikkelingen in het Midden-Oosten, in het bijzonder in Iran.Hij publiceert regelmatig in NRC, de Volkskrant en Trouw. Voor zaal de Unie, het debat podium van Rotterdams Kunst Stichting, maakt hij tussen 2001-2006 programma’s rondom stedelijk, nationaal en internationale trends en vraagstukken. Tevens is hij medeoprichter van het blad EUTOPIA. EUTOPIA is een internationaal georiënteerde Nederlandstalige podium voor politiek en cultuur met een zware accent op multiculturele dilemma’s in Europa. Hij schreef recentelijk een literaire non-fictie over Iran na 25 jaar Islamitische bewind. Het boek heeft “de Perzische paradox” als titel en verschijnt op 8 juni bij uitgeverij de Arbeiderspers. Hij is op zijn negentienjarige leeftijd uit Iran gevlucht, omdat hij niet deel wilde nemen aan de oorlog met Irak. Tussen 1990-1996 heeft hij sociologie gestuurd aan de Universiteit van Utrecht. Aan hetzelfde universiteit is hij van 19996 t/m 2001 verbonden geweest als wetenschappelijke medewerker van onderzoeksunit European Research Centre on Migration and Ethnic Relations (ERCOMER).