IslamWest

De islam en Europa: een debat in Amsterdam

By Saturday 10 May 2008 No Comments

Nederland staat op dit moment in het centrum van de Europese discussie over secularisme, multiculturalisme en de islam. Een stevige debat met de Nederlandse politicus Frits Bolkestein is voor Fred Halliday de prikkel om hier vanuit de Nederlandse context dieper op in te gaan.

De laatste drie jaar ben ik door de toevalligheden die je als reizende academicus overkomen, maar ook vanuit een zekere nieuwsgierigheid naar historische plaatsten, terechtgekomen op veel, zo niet alle plaatsen in de westerse wereld waarop het jihad-terrorisme een duidelijk stempel heeft gedrukt:

– New York. Terwijl de meeste inwoners van deze stad aan ‘9/11-moeheid’ lijken te lijden, wordt de plek ten zuiden van Chambers Street, waar het World Trade Center stond, gereedgemaakt voor de monumentale Freedom Tower.

– Madrid. Terwijl er nu wel een gedenkteken is voor de aanslagen van 11 maart 2004, is het vier verdiepingen hoge huizenblok in de Calle Carmen Martín Gaite in de rustige Madrileense buitenwijk Leganès op zo’n manier vervangen, dat er van de mensen die zich hier op 3 april 2004 opbliezen geen zichtbaar teken is achtergebleven.

– Buenos Aires. Op 18 juli 1994 kwamen hier 86 mensen om bij een explosie in het joods cultureel centrum Amia. Deze aanslag werd toegeschreven aan de Iraanse regering, maar ook aan Argentijnse takken van Hezbollah en de Islamitische Jihad. Rond deze aanslagen bleven veel vragen onbeantwoord. Het gebouw zelf is in de oorspronkelijke staat hersteld, maar heeft inmiddels veel weg van een fort. De namen van de slachtoffers staan buiten het gebouw vermeld.

– Londen. Hier hoef ik alleen maar uit het raam van mijn woning op Tavistock Square te kijken om de kleine gedenkplaat te zien voor de dertien mensen die hier, vlakbij het hoofdkantoor van de British Medical Association, op 7 juli 2005 omkwamen in een heel gewone, rode dubbeldekkerbus (lijn 30).

In de Amsterdamse Linnaeusstraat, even buiten het centrum van de hoofdstad, is echter geen gedenkteken ter nagedachtenis aan wat er op 2 november 2004 gebeurde en waardoor de Nederlandse bevolking zo geschokt was. Het was hier, in deze tamelijk nietszeggende straat met aan de ene kant het stadsdeelkantoor en aan de andere kant wat winkels, dat Theo van Gogh door Mohammed Bouyeri werd aangevallen en vermoord.

Een dag in november:

Tijdens mijn bezoek aan dit deel van Amsterdam word ik vergezeld door de Turks/Nederlandse schrijver Ahmet Olgun, die redacteur is bij NRC Handelsblad en samen met Jutta Chorus het boek In Godsnaam (Uitgeverij Contact, 2005) schreef, waarin de gebeurtenis uitgebreid wordt onderzocht. Hij vertelt me wat er gebeurde. ’s Ochtends ging Van Gogh gewoonlijk via deze straat op de fiets naar zijn werk. Aan het einde van de straat staat een spoorbrug, waar Bouyeri hem opwachtte. Het eerste van vijf schoten werd afgevuurd vanaf de kant van de straat waar het stadsdeelkantoor staat.
Een werknemer van het kantoor filmde dat met zijn mobiele telefoon. Vervolgens stak Van Gogh wankelend de straat over, waar hij uiteindelijk door de hand van Bouyeri de dood vond.
Nadat hij Van Gogh had gedood trachtte de moordenaar op een bijna rituele manier de keel van Van Gogh door te snijden, waar hij maar gedeeltelijk in slaagde. Vervolgens stak hij een brief op de borst van zijn slachtoffer, waarin de Nederlandse vijanden van de islam het moesten ontgelden. Vervolgens vluchtte Bouyeri het Oosterpark in, waar hij door de politie werd verwond en werd opgepakt.

Om het gedenkteken voor Theo van Gogh te vinden, moeten Ahmet Olgun en ik het Oosterpark in, waar tussen het groen van de nazomer de bladeren de eerste tekenen van de herfst vertonen. Hier staat het monument voor Van Gogh, dat werd ontworpen door de kunstenaar Jeroen Henneman. Het is een stalen constructie van 4,5 meter hoog en bestaat uit een aantal golvende lijnen. Op het beeld zelf wordt Van Gogh niet vermeld en op de gedenkplaat die erbij hoort wordt hij evenmin genoemd. Het werk heet simpelweg ‘De schreeuw’. In de ´golvende lijnen´ is echter Van Goghs profiel te herkennen. Misschien verwijst de titel naar het bekende schilderij van Edvard Munch, dat angst en pijn uitdrukt, maar het zou ook betrekking kunnen hebben op de connectie tussen Van Gogh en de vrijheid van meningsuiting.

Er is zelfs sprake geweest van een kleine controverse over de vraag of er überhaupt een monument moest komen. Nederlandse vrienden van mij zijn dan ook nogal verbaasd dat het werk het al zo lang uithoudt. De dag voordat ik er ben werd het beklad met een pro-Al Qaida-slogan, maar die is een dag later al weer verwijderd.

Rond de moord op Theo van Gogh zijn nog steeds veel zaken onduidelijk en dat is verontrustend. Ian Buruma maakte in zijn uitstekende boek Murder in Amsterdam (vertaald als Dood van een gezonde roker, uitgeverij Atlas, 2006) een analyse voor de Engelstalige lezer. Buruma is van Nederlands-Engelse afkomst en groeide op in Nederland. Midden jaren zeventig verliet hij het land, onder meer omdat de eenvormigheid en het conformisme van het intellectuele en politieke klimaat hem enorm tegenstond.

Hoewel zowel politie als journalistiek de aanslag uitgebreid hebben onderzocht, blijft het onduidelijk in hoeverre Mohammed Bouyeri alleen handelde en in hoeverre hij deel uitmaakte van een clandestiene groep, die de Arabische leden zelf ‘De Leeuwen van Tawheed’ noemden en die bij de politie bekendstaat als ‘De Hofstadgroep’ (vernoemd naar de hofstad Den Haag, de standplaats van de groep.) Bouyeri was in veel opzichten een eenling, een tweedegeneratie-Marokkaan die slecht Arabisch sprak en die sterk werd gepolitiseerd door video’s over de oorlogen van de laatste jaren tussen islamitische strijders en westerse troepen.

Theo, de artiest-provocateur

Van Gogh, een verre nazaat van de beroemde schilder, was bekend van zijn tv-programma’s en van een reeks controversiële films die hij had gemaakt. Hij was geen heilige, noch een held, maar was vaak zeer onbehouwen, een provocateur die een reputatie had verworven als enthousiast exponent van de Nederlandse praktijk om te beledigen en te schelden. Dat hij vaak moslims en hun profeet beledigde en ze geitenneukers noemde, weerhield hem er niet van om ook joden en veel anderen te schofferen.

De vergelijking die door sommige van zijn Nederlandse fans wordt gemaakt tussen Van Gogh en Salman Rushdie is belachelijk. Rushdie schreef met zijn Duivelsverzen een satire op de vroege geschiedenis van de islam, maar nam nooit zijn toevlucht tot racistische beledigingen tegen de hedendaagse moslims. (Even terzijde: Van Gogh zal vrijwel zeker niet hebben geweten dat het woord ‘neuken’ een Arabische oorsprong heeft en in die vorm zelfs in de koran staat, waar het een neutrale term is voor huwelijkse omgang. Het Frans, Engels en Spaans hebben allemaal gelijksoortige woorden in de volkstaal: niquer, nooky, noqui-noqui. Het Nederlandse woord werd door Arabische handelaren in Zuid-Afrika geïntroduceerd, net als het algemene racistische scheldwoord ‘kaffer’ afstamt van het Arabische woord voor ‘ongelovige’, dat via het koloniale Noord-Afrika in Europa terechtkwam.)

Naar conventionele maatstaven had Van Gogh zeker enige juridische gevolgen moeten ondervinden voor sommige dingen die hij deed, maar uiteraard verdiende hij zijn uiteindelijke lot absoluut niet. Een paar weken voor de moord zond een kleine omroep de film Submission uit, een twaalf minuten durende aanklacht tegen de opvattingen over vrouwen in de koran en andere islamitische bronnen.

In de film werden koranverzen geprojecteerd op het lichaam van een naakte vrouw. De film werd echter vertoond in oktober 2004 en er zijn aanwijzingen dat het plan om hem te vermoorden al in juli van dat jaar was ontstaan. Submission speelde mogelijk dus geen rol bij zijn dood.

Iemand die wel de gevolgen ondervond van de film is de van oorsprong Somalische vluchteling Ayaan Hirsi Ali, die later lid werd van het Nederlandse parlement en Submission samen met Van Gogh had gemaakt. Zij moest door de politie worden beveiligd en verhuisde later naar Amerika. Dat laatste gebeurde tijdens een conflict over haar recht om in Nederland te verblijven. Op 1 oktober 2007 keerde zij naar verluid terug in Nederland, nadat de Nederlandse regering had geweigerd om nog langer voor haar beveiliging in het buitenland te betalen.

Het Nederlandse trauma

Een reeks van gebeurtenissen – de dood van Van Gogh, de bedreigingen en controverses rond Ayaan Hirsi Ali en de fysieke aanvallen op anderen, met name op Ehsan Jami, een secularistische schrijver van Iraanse afkomst en sociaal-democratisch gemeenteraadslid – gaven binnen de Nederlandse politiek de aanzet tot een heftige, vaak bittere en tot op heden onbesliste discussie. Het boek van Jami, Het recht om ex-moslim te zijn, is een kort en redelijk betoog voor de vrijheid van gedachte en geloof. Het ligt overal prominent in de boekwinkels, net als het werk van Hirsi Ali.

Sommige oorzaken van de conflicten van dit moment komen voort uit oudere tendensen binnen de Nederlandse samenleving. Gedurende de afgelopen jaren is de autoriteit van de oudere en gematigder politieke leiders binnen zowel PvdA als de VVD sterk uitgehold, nadat de meest prominente karakters binnen die partijen met pensioen waren gegaan. Sommigen van hen waren ook deels het contact met hun achterban kwijt. Zoals Buruma in zijn boek beschrijft en ik ook zelf merkte toen ik in de jaren zeventig een paar jaar in Amsterdam werkte, is er in de Nederlandse politieke cultuur ook sprake van een meer defensieve houding dan in andere landen, mogelijk het resultaat van het verlies van het koloniale rijk eind jaren veertig en het aanhoudende ongemak met de Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog.

De schandvlek van Srebrenica is van recenter datum. In 1995 liet een groep Nederlandse VN-militairen toe dat de Serviërs bijna 8000 Bosniërs afslachtten in een stadje dat zij, de Nederlanders, hadden moeten beschermen.
Dit heeft zijn sporen achtergelaten. Indertijd leek het waarschijnlijk niet relevant dat de slachtoffers Bosnische moslims waren, maar achteraf gezien is dit een nieuwe bron van ongemak. Niemand legt een rechtstreeks verband tussen de schaamte over Srebrenica en het lichtgeraakte en vaak agressieve karakter van het huidige debat over de islam, maar enige psychoanalytische speculatie is hier wellicht op zijn plaats.

Bij dit verlies van status en zelfvertrouwen voegt zich de impact die de immigratie en aanwezigheid van grote moslimgemeenschappen in de Nederlandse steden hebben gehad. Tegenwoordig is eenderde van de Nederlandse stedelijke bevolking islamitisch. Er zijn nogal wat verhalen over aanvallen op – ongesluierde – Nederlandse vrouwen of, aan de andere kant, racistische pesterijen van blanke jongeren. De spanningen tussen autochtone Nederlanders en de immigranten uit Marokko en Turkije namen in de jaren negentig toe, maar twee gebeurtenissen in het decennium daarna brachten de zaken scherper in het voetlicht: één daarvan was de aanslag van 11 september 2001, die de Nederlandse politiek zeer beïnvloedde, misschien meer dan in enig ander Europees land. Ook de media besteedden er overvloedig aandacht aan.

Het was echter de moord in mei 2002 op de populistische politicus Pim Fortuyn, zelf een uitgesproken criticus van de islam, zowel als religie als als cultuur, die de situatie naar een kookpunt bracht. Fortuyn werd vermoord door een Nederlander, Volkert van der Graaf, een boze en radicale dierenrechtenactivist die bezwaar had tegen de bontjassen waar Fortuyn mee pronkte. De dood van de politicus, de eerste politieke moord in Nederland sinds 1584, vormde echter in wezen een legitimatie van diens anti-islamitische retoriek. De opkomst van Fortuyn, een sluwe en uitgesproken criticus van de gevestigde Nederlandse politieke gebruiken en van de zogenaamde ‘regenten’, de nogal zelfgenoegzame Nederlandse politieke elite, was op zichzelf een reactie op het verlies van de autoriteit van de traditionele partijen. Dat zijn partij, de Lijst Pim Fortuyn (LPF), na zijn dood uiteenviel, was niet bijzonder verrassend. Sommige kwaadaardige, nationalistische en anti-islamitische retoriek werden echter overgenomen door Geert Wilders, de leider van de Partij Voor de Vrijheid die meermalen heeft gepleit voor een verbod van de Koran, die hij het hedendaagse equivalent van Mein Kampf noemt.

´De opvattingen van een staatsman´:

Tegen deze achtergrond werd ik uitgenodigd voor een openbaar debat op 18 september 2007 met één van de meest prominente en eerbiedwaardige Nederlandse politici, Frits Bolkestein. Met zijn 74 jaar was deze voormalige minister, EU-commissaris en academicus een eminente, zilverharige man in pak met stropdas, temidden van het wat informeler uitgedoste publiek van het Amsterdams cultureel centrum De Balie.
Frits Bolkestein is een bekend lid van de belangrijkste rechtse partij in Nederland, de liberale VVD. Hoewel hij geen formele positie meer bekleedt, was hij actief betrokken geweest bij de recente conflicten binnen de partij. (Een daarvan leidde tot het vertrek van Rita Verdonk, voormalige minister en voorstander is van een harde lijn wat betreft immigratie.) Hoewel Bolkestein naam maakte door als één van de eerste politici het Nederlandse multiculturele model in twijfel te trekken, wordt aangenomen dat hij de actie tegen Verdonk steunde.
De avond wordt vriendelijk maar beslist voorgezeten door onze gastvrouw (en collega-auteur van mij bij openDemocracy.net) Markha Valenta, een Amerikaanse journaliste die reeds acht jaar in Nederland woont en met haar voortreffelijke Nederlands duidelijk indruk maakt op Bolkestein. Het is een Nederlandse traditie om sprekers altijd enkele algemene richtlijnen mee te geven voor het gesprek en de organisatie van De Balie houdt dit gebruik in ere door een aantal suggesties te doen voor het kwartier dat wij ieder tot onze beschikking hebben. Het is het soort aanwijzingen waar iedere normale spreker gek van zou worden: ‘Is de islam verenigbaar met democratie?’ Wat zou de rol van Amerika in de wereld moeten zijn?’ ‘Hoe kunnen we van unilaterale naar multilaterale politiek overstappen?’ ‘Zouden Europa en de VS met Hezbollah en Hamas moeten samenwerken?’ ‘Hoe moeten de illegale acties van de Amerikaanse inlichtingendiensten in Europa worden beteugeld?’ ‘Hoe vormen we een netwerk van contacten met democratische islamisten?’ Kortom, het lijkt over alles te gaan, behalve over het heetste hangijzer in Nederland: het Friese vraagstuk.

Met zijn karakteristieke hoffelijkheid nodigt Bolkestein mij uit om mijn standpunt als eerste uiteen te zetten. Ik denk echter dat het beter is dat hij begint, want hij kent het Nederlandse publiek beter. Vervolgens begint hij met woorden die mild en weloverwogen zijn, maar zeer beslist, aan een betoog over deze vraagstukken dat een pleidooi voor een gematigd conservatief standpunt kan worden genoemd.

Bolkestein herhaalt dat hij de inval in Irak in 2003 een slechte zaak was, een standpunt dat hij vanaf de invasie consequent heeft volgehouden. Over het islamistische terrorisme zegt hij dat het geen product van westers beleid is, maar het resultaat van ‘wrok’, een term die hij meerdere keren gebruikt en die hij terugvoert op het verlies van het islamitische imperium gedurende de afgelopen eeuwen. Het Arabisch-Israëlische vraagstuk moet worden opgelost door de Palestijnen naar Arabische landen te verplaatsen, in Europa met de 11,5 miljoen vluchtelingen uit Oost-Europa was gebeurd. Het is, aldus Bolkestein, misleidend om het westen de schuld te geven van de economische en sociale problemen in het Midden-Oosten. Hij citeert recente rapporten van het United Nations Development Program (UNDP) en stelt dat het aan de Arabische landen en Iran zelf is om hun problemen op te lossen en dat ze moeten ophouden anderen de schuld te geven. Met betrekking tot de ontevreden moslims van de tweede generatie in Nederland en andere West-Europese landen, zegt hij dat ze maar het best een goede opleiding kunnen volgen en werk kunnen zoeken.

Over de implicaties van de islam en de situatie in het Midden-Oosten voor de Nederlandse samenleving heeft Frits Bolkestein een heldere, scherpe en duidelijk in de praktijk bijgeschaafde reeks van opinies.

Multiculturalisme, een uiteenlopende verzameling van praktijken, wetten en waarden, is alleen in secundaire gevallen acceptabel, niet in primaire: de Nederlandse samenleving kan en mag geen gedwongen huwelijken aanvaarden, noch eerwraak, het doden van afvalligen of het stenigen van overspeligen. Verder ‘hebben niet alle moslims goede bedoelingen’ en zijn er moslims die ‘afschuwelijke gewoontes’ hebben. Sommigen willen een nieuwe internationale islamitische staat creëren en de sharia-wetten aan Europa opleggen.

Tot slot keert Bolkestein terug naar zijn overkoepelende kijk op de verschillende historische processen die de islam en het christendom hebben doorgemaakt. De laatste begon als een religie van armen en onderdrukten en kreeg pas laat wereldlijke macht, terwijl de islam juist gedurende de eerste eeuwen van zijn bestaan in Bagdad en al-Andalus de scepter zwaaide. In de eeuwen daarna ontstond, toen die macht was terloorgegaan, de wrok waar Bolkestein het over had.

De wijdse blik

Bolkestein gaat weer zitten en Markha Valenta wenkt me naar het sprekersgestoelte. Er is veel wat ik had willen zeggen en er schoot me nog veel meer te binnen wat ik op het betoog van Bolkestein zou willen antwoorden. Maar ik moet me inhouden: ik wil, vooral met de vervormingen van mondelinge verslag op het oog, niet overkomen alsof ik een aantal geijkte opvattingen heb, die het mogelijk maken me binnen het Nederlandse publieke debat in een hokje te plaatsen.

Ik weet soms wat overtuigingskracht aan mijn betogen toe te voegen door te zeggen dat ik een oudere man ben, dat ik al twee decennia hoogleraar ben aan een gerenommeerde universiteit en zo meer. Tegenover een man die tien jaar ouder is dan ik en veel eerbiedwaardiger gezicht heeft dan ik, zal een dergelijke tactiek echter niet werken. Ook het feit dat ik al zo’n veertig jaar evaring heb met het duiden van het Midden-Oosten en er al die tijd al met regelmaat werk, zal op Frits Bolkestein geen indruk maken. Hij haalt, zoals hij zelf zegt, zijn kennis vooral uit geschreven bronnen en heeft daarnaast persoonlijk gesproken met vooraanstaande Midden-Oostendeskundigen als Bernard Lewis en Elie Kedourie.

Ik gooi het daarom over een andere boeg en begin met twee voor de hand liggende, maar diep gevoelde observaties. Allereerst hebben de zaken die tijdens deze discussie in De Balie worden besproken – en de laatste jaren in heel Nederland – een veel ruimere portee en context. Vraagstukken over immigratie, secularisme, multiculturalisme en gender waarover de Nederlanders praten, worden in alle andere belangrijke West-Europese landen bediscussieerd – er is geen sprake van één Europees land dat het monopolie erop heeft. Omdat alle landen met dezelfde problemen kampen en omdat een debat met enige zelfkritiek gevoerd moet worden, is het hoogst noodzakelijk om uit het nationale keurslijf te stappen. Dit soort zaken moeten op Europees niveau worden besproken. De Fransen hebben niet het monopolie op het vraagstuk van het secularisme, de Britten niet op dat van vrijheid van meningsuiting en de Nederlanders niet op dat over blasfemie en afvalligheid.

Voorts hebben de zaken waar Frits Bolkestein en ik in Amsterdam over debatteren en die in een Nederlandse context vooral verbonden zijn met de afgelopen vijf jaar, een veel langere en bredere geschiedenis. In Nederland en sommige andere Europese landen zijn verschillende stemmen geweest die de ‘de islam’ helemaal afwezen, kritiek geleverd op hoe er binnen de islam met vrouwen wordt omgegaan of wat dan ook. Soms werd dit soort kritiek geuit door westerse schrijvers, zoals Oriana Fallaci in Italië, Michel Houellebecq in Frankrijk, César Vidal in Spanje en Samuel Huntington in de Verenigde Staten, en soms door mensen die zelf van oorsprong moslim waren of afkomstig waren uit een islamitische cultuur.

Maar hoewel de oprechtheid van deze critici niet ter discussie staat, lopen ze het risico om banaal en theatraal over te komen, tenzij ze erkennen dat zij zeker niet de eersten zijn die deze kwesties opwerpen: er zijn al decennia lang mensen binnen de islamitische wereld zelf – in Egypte, Turkije, Pakistan, Algerije en Iran – die dikwijls met gevaar voor eigen leven debatteerden over zaken als dictatuur, geweld, dogmatisme en secularisme. Ik herinner me de eerste keer dat ik in De Balie sprak, in 1981. Ik was toen op een bijeenkomst met Iraanse bannelingen, die de onderdrukking van links en van de seculiere krachten binnen de Islamitische Republiek Iran aan de kaak stelden. Ook een groot deel van de kopstukken van het toentertijd radicaal-linkse Amsterdam was daarbij aanwezig.

Omdat ik geen politicus of priester ben en dus niet over ieder onderwerp een mening hoef te hebben, reageer ik verder alleen op een paar specifieke punten die door Frits Bolkestein worden opgeworpen. Mijn opvatting over de oorsprong van het jihad-terrorisme verschilt sterk van de zijne. Het gaat, om de terminologie te gebruiken van het huidige, overigens kwalitatief betrekkelijk goede debat, om ‘modernistisch’ in tegenstelling tot ‘primordiaal’. Voor begrip van het hedendaagse terrorisme is het verre verleden naar mijn mening niet of nauwelijks relevant. In plaats daarvan moeten we kijken naar de hedendaagse politieke en regionale context, in het bijzonder naar de opkomst van de militante soennitische beweging in de jaren tachtig, die een reactie was op het mislukken van de seculiere staten in de regio en die in sommige gevallen (bijvoorbeeld Afghanistan) rechtstreeks werd gesteund vanuit het westen. Wat Palestina betreft herhaal ik wat ik de laatste dertig jaar steeds heb gezegd: dat er twee volkeren zijn die allebei ongeveer evenveel recht hebben op een eigen staat.
Over de UNDP-rapporten, waarvan ik overigens veel van de conclusies onderschrijf, merk ik alleen op dat de bewering dat in de Arabische wereld bijna geen boeken worden vertaald niet klopt. Het punt is dat de landen daar vaak de internationale copyrightverdragen niet hebben ondertekend. Voor de meeste vertalingen die worden gemaakt wordt geen toestemming gevraagd en ze worden dan ook niet officieel geregistreerd. Met het punt over de ‘afschuwelijke gewoontes’ die Bolkestein noemt ben ik het volledig eens, maar ik benadruk daarbij dat in Europa in de vorige eeuw eveneens afschuwelijke gebruiken bestonden, die eigenlijk nog veel afschuwelijker waren: de invasie van veel delen van het Midden-Oosten en het koloniale geweld in vele andere delen van de wereld, alsmede de bloedbaden, het racisme en de vele oorlogen waar de inheemse bevolking het slachtoffer van werd.

Turkije – de gevoelige plek

Onze toespraken zijn voorbij, we hebben beide een korte reactie op elkaars betoog gegeven, waarna Bolkestein en ik onder toezicht van Valenta worden geconfronteerd met vragen van het publiek. Iemand wil weten in hoeverre wij het eens zijn met een bepaalde analyse van islamitisch geweld, die geconcentreerd is rond het gender-aspect – het zou in wezen gaan om een crisis van de patriarchale macht van de mannen in het Midden-Oosten. Een vrouw uit Macedonië vraagt waarom het westen de groei van het islamisme in de Balkan niet opmerkte, met name in Bosnië in de jaren negentig, en daar niets tegen deed. Een ander legt een verband tussen de opkomst van het islamisme in het Midden-Oosten en de spanningen die verstedelijking met zich mee brengt. Weer een ander wil het fundamentalisme van de Amerikaanse evangelische christenen erbij betrekken, in het bijzonder dat van George W. Bush. En aan Frits Bolkestein wordt gevraagd waarom hij de steunverklaring voor de seculiere schrijver en politicus Ehsan Jami niet heeft ondertekend, die naderhand in elkaar werd geslagen. ‘Misschien doe ik dat nu wel,’ is het antwoord.

Op de één of andere manier komen het debat en de vragen steeds dichter bij een onderwerp dat tijdens de bijeenkomst tot dan toe marginaal, maar zeker latent aanwezig was: Turkije. Met de grootste stelligheid breng ik naar voren ik dat Europa een bescheiden, maar niet mis te verstane rol moet spelen in het Midden-Oosten, in Darfur, in Afghanistan, in Palestina en – bovenal – in Turkije. In die context vind ik de Nederlandse afwijzing van de Europese grondwet in juni 2005, drie dagen nadat de Fransen het voorstel hadden afgestemd, buitengewoon betreurenswaardig. Hierdoor werd de Turkse procedure om tot de EU te mogen toetreden bevroren en het toetredingsaanvraag van het land is nu vrijwel zeker kansloos. Bolkestein is niet blij met deze opmerkingen: Turkije maakt geen deel uit van Europa en als de mensen in het Midden-Oosten het kolonialisme en buitenlandse bezetting de schuld willen geven voor hun rampspoed, waarom dan niet met de Turken begonnen, die immers het ergst waren van allemaal?
Sommige mensen in het publiek reageren verbaasd, maar de vrouw uit Macedonië springt op om getuigenis af te leggen van de vijf verschrikkelijke eeuwen waarin haar land onder Turkse heerschappij heeft geleden. Ik begin met een verhaal dat de nationalisten in de Balkan vaak veel te veel klagen over de Turkse overheersing, maar ik besef ook dat we daar weinig mee opschieten. Ik smoor mijn pro-Ottomaanse neigingen in de kiem (de ‘zieke man van Europa’ bleek Duitsland te zijn, niet Turkije) en sluit af met de observatie dat van alle belangrijke West-Europese volkeren met een koloniaal verleden, de Nederlanders het enige zijn die het Midden-Oosten volledig heeft gemeden. De Nederlanders voeren in plaats daarvan rond Kaap de Goede Hoop en reisden door naar Oost-Indië. (Dat de Nederlandse staat van dienst in Indonesië en ook de ideologische nalatenschap van drie eeuwen aanwezigheid in Zuid-Afrika veel te wensen overlaten en meer dan een beetje ‘afschuwelijk’ genoemd mogen worden, bewaar ik maar even voor een andere keer).

Amsterdam en de argumenten van Europa

Na een paar glazen cognac en een praatje met mijn voormalige Amsterdamse collega’s van het Transnationale Instituut, ga ik naar huis, waarbij ik de trams ontwijk – en uiteraard de fietsers – terwijl ik het Leidseplein oversteek. Het is belangrijk om nog maar eens te benadrukken dat wat de onderwerpen betreft die deze avond aan de orde zijn gekomen en al die andere waarover in De Balie wordt gedebatteerd, de Nederlanders niet alleen staan. Het is de plicht van alle betrokkenen om, gewapend met enige zelfkritiek, over deze kwesties te debatteren. Dat moet echter wel gepaard gaan met een zeker besef van de noodzaak ervan en het heeft ook de voorkeur dat er enige progressie wordt geboekt. Toch heb ik sterk het vermoeden dat als ik opnieuw na een afwezigheid van 26 jaar naar Amsterdam zou terugkeren om over de politiek van dat moment te praten, de conversatie in de bar na afloop – als altijd vergezeld van veel Heineken en jenever – net als in 1981 en 2007 nog steeds zou gaan over de relatie tussen Europa en Amerika, over islam en secularisme, over de vrijheid van meningsuiting en over multiculturalisme. Dat zijn de vraagstukken waar iedereen mee te maken heeft, in Europa evenzeer als in het Midden-Oosten. Er doen zich met grote regelmaat gevaarlijke ontwikkelingen voor en er zijn nooit gemakkelijke of snelle oplossingen voor te vinden. Ik ben ervan overtuigd dat ook mijn hoffelijke, zij het enigszins onbuigzame gesprekspartner Frits Bolkestein het daarmee eens zou zijn.

Fred Halliday

Fred Halliday

Fred Halliday

Fred Halliday(1946-2010) , who has died of cancer aged 64, was an Irish academic whose main interest was the Middle East and its place in international politics. His first major book, Arabia Without Sultans, was published in 1974. The culmination of adventurous field research in the region, including Oman, it was a study of Arabian regimes, their support from the west and Iran, and the revolutionary forces fighting against them.