DiversityWorld

De PVV in de Peilingen: Het Loon van de Angst

By Sunday 10 May 2009 No Comments

Als Nederland mee had mogen stemmen, zou Obama hier 90% hebben gehaald. Toch leidt de PVV in de peilingen. Op grond van een inhoudelijke vergelijking is dat onbegrijpelijk. Een psychologische verklaring.


Impliciete en expliciete opvattingen

Verreweg de meeste mensen verwerpen discriminatie – ook PVV-stemmers, zo blijkt uit enquêtes. Dat minderheden toch discriminatie ondervinden komt doordat er ook impliciete opvattingen bestaan. Expliciete opvattingen zijn de antwoorden die mensen geven op directe vragen, bijvoorbeeld in enquêtes. Een impliciete opvatting is niet altijd bewust, maar kan soms opgemaakt worden uit gedrag, of gemeten worden in het psychologisch laboratorium.

Bijvoorbeeld, een proefpersoon ziet op een beeldscherm gezichten voorbijkomen, afgewisseld met woorden. De taak is om zo snel mogelijk te reageren op elk negatief woord. Hoe sterker nu het impliciete racisme, hoe sneller de reactie op negatieve woorden waaraan een niet-westers gezicht voorafging – in de hersenen is dan namelijk een ‘negatief netwerk’ geactiveerd. Expliciete en impliciete opvattingen hangen niet of nauwelijks samen: veel mensen die niet racistisch willen zijn, laten in zo’n experiment toch een reactietijdversnelling zien. Dat betekent niet dat die mensen liegen, maar dat complexe problemen ambivalente gevoelens kunnen oproepen, die niet altijd bewust zijn. In het hier beschreven experiment bijvoorbeeld, bleek de index van impliciet racisme samen te hangen met de mate waarin de proefpersonen zich op hun gemak toonden toen ze in een volgende fase van het experiment een gesprek voerden met een zwarte onderzoeksassistente.(1)

En wat gebeurt er dan in het stemhokje, zullen expliciete, rationele (‘racisme is slecht’) of impliciete, emotionele opvattingen (‘moslims zijn gevaarlijk’) prevaleren? Dat hangt ervanaf. De opvattingen zijn geworteld in verschillende netwerken in het brein. Als niet sterk geappelleerd wordt aan expliciete opvattingen bepalen impliciete opvattingen het gedrag.(2)

Wilders’ generalisaties over de islam versterken op angst gebaseerde impliciete opvattingen. Wie dat wil bestrijden kan die opvattingen beter niet verketteren – ze zijn immers gerelateerd aan reële problemen. Er is een risico op aanslagen, er zijn problemen met minderheden. Dit is wat politici ook ruimschoots doen: problemen benoemen. Daarbij wordt racisme of xenofobie afgekeurd, maar indirecte racistische insinuaties blijven geregeld onbelicht en onweersproken. Het gevaar daarvan is dat deze insinuaties bij wijze van spreken onder de radar van de ratio door in het ‘emotionele brein’ kunnen landen en stemgedrag beïnvloeden.(2)

Ook het bevorderen van een ‘positief netwerk’ gebeurt te weinig. Kiezers wordt nauwelijks nog een alternatief beeld voor Wilders’ schrikbeeld voorgehouden. Zo moeilijk is dat niet, en ook niet politiek riskant – ook autochtonen die bang zijn voor islamisering waarderen het juist als allochtonen maatschappelijk succes hebben. Veel politici zijn echter zo beducht om als soft afgeschilderd te worden dat ze voornamelijk nog problemen benoemen, of zelfs overschakelen op PVV-light, in een poging om kiezers terug te winnen. Deze strategie voedt het ‘negatieve netwerk’ en werkt dus averechts.

Het effect van negatieve campagnes

Wat de PVV ook in de kaart speelt is dat politici maar niet begrijpen wat ze met Wilders aanmoeten. De crux is dat Wilders niet geïnteresseerd is in discussie, hij voert permanent campagne. Andere politici laten zich door hem ‘laf’, ‘knettergek’ of ‘intolerant’ noemen en reageren schouderophalend. Onderzoek laat echter zien dat mensen weliswaar een hekel hebben aan negatieve campagnes (een expliciete opvatting), maar dat de boodschap daarvan wel aankomt. (2), (3)

Voor wie wat te verbergen heeft, kan een negatieve campagne zelfs een tweezijdig effect sorteren.4, 5 ‘Kerry liegt over Vietnam’ beschadigde niet alleen Kerry maar versterkte ook Bush’ patriottistisch imago. Wie boter op zijn hoofd heeft, zet zijn tegenstander in de zon. Je zou verwachten dat deze tactiek als een boemerang terugkomt, maar dat gaat niet vanzelf en vergt een snelle, krachtige repliek. Dat was niet moeilijk geweest want Bush was een Vietnam-ontduiker en had ook in 2000 al deze tactiek toegepast, toen hij geruchten liet verspreiden die de campagne van McCain de nek omdraaiden. Kerry heeft echter wekenlang gewacht met reageren, totdat zeker was dat de Swift-boat veterans inderdaad aan de Bush-campagne waren gelieerd – en toen was het kwaad geschied. Kerry had niet gereageerd op een persoonlijke aanval, wat zijn geloofwaardigheid bij veel Amerikanen ondermijnde.(2)

Wilders zelf snapt prima het effect van negatieve campagnes: als iemand zijn motieven in twijfel trekt (‘stop de verwildering’), eist hij op hoge toon excuses. Wie discrimineert, roept dat hij gedemoniseerd wordt. Wie door Wilders een etiket krijgt opgeplakt kan erop wijzen dat hij ‘linkse’ journalisten mijdt, dat zijn partijorganisatie dictatoriale trekjes vertoont en dat zijn debatstijl stoer oogt, maar ontwijkend is. Zijn tegenstanders gedragen zich echter als Kerry of laten hem makkelijk wegkomen: “Mevrouw Kant, het is niet zo dat hoe zuurder u erbij kijkt, uw argumenten sterker worden.”(6)

Kant had Wilders tuk, maar verzuimde het hem in te peperen en verloor het in de beeldvorming. De beste reactie is om onbewogen het spelletje te benoemen: “U verandert van onderwerp. Krijg ik nog antwoord of staat u met de mond vol tanden?”
Vuil spel wordt ook niet geschuwd. Een voorbeeld van weer enige tijd geleden: in de Kamer voegde Wilders de premier toe dat hij Nederland naar de afgrond brengt door de Koran niet te verbieden.7 In zijn repliek wees de premier op de risico’s van mensen uit te sluiten, en oogste daarmee bijval van de Kamer. Ten onrechte, de repliek was koren op de molen van Wilders. De associatie ‘Nederland – islam – afgrond’ was weer eens gelegd zonder duidelijke tegenspraak. Verder was de repliek in vraagvorm: “Zouden we niet een risico nemen als…?”, hetgeen de toon verzwakte. Aangemoedigd door het zwakke tegenspel ging Wilders in overdrive: “U bent een bangerik (…) een religie die wil dat andersdenkenden worden vermoord (…) we kunnen dagelijks zien in de straten van Nederland waar dat toe leidt.” De premier deed er vervolgens het zwijgen toe.

De consensus in Den Haag lijkt dat men een moddergevecht het beste met een superieur stilzwijgen kan beantwoorden. Als Obama zo campagne had gevoerd, zaten we nu met McCain. Er was in eerste aanleg al alle reden voor een offensieve repliek: “Afgrond? Wat kletst u nu! Moslims vertegenwoordigen ons land in het parlement, het leger, en het Nederlands elftal. Onze problemen zijn groot maar oplosbaar. Er zijn landen waar de godsdienstvrijheid is beknot, dat wilt u hier ook?”. De kamervoorzitter had de tweede tirade direct moeten afbreken (“U valt in herhaling, antwoord u de premier”), maar bij uitblijven daarvan had de persoonlijke aanval beter niet onbeantwoord kunnen blijven (“Bangerik? 5% van de bevolking is moslim, en ù bent bang voor een overname”) en de inhoud benoemd voor wat het was: schaamteloze demagogie.

Onder de indruk van het mislukken van het cordon sanitaire in België blijft men hier discussie zoeken met een partij die niet deugt. Geïntimideerd door peilingen poogt men kiezers niet voor het hoofd te stoten. Zo werd Verdonks mislukte ministerschap niet uitgebuit en blijft men Wilders met handschoenen aanpakken. Het werkt averechts en maakt extreme politici salonfähig. Politici die het tij willen keren hebben nog hooguit twee jaar.

———————————–

Noten:
1. Fazio e.a. (1995). Variability in automatic activation as an unobtrusive measure of racial attitudes: a bona fide pipeline? Journal of Personality and Social Psychology, 69:1013-1027.
2. D. Westen (2007). The Political Brain. New York: PublicAffairs.
3. Wegner, D.M. e.a. Incrimination through Innuendo: Can Media Questions become Public Answers? Journal of Personality and Social Psychology, 40: 822-832.
4. Rucker, D.D. & Pratkanis, A.R. (2001). Projection as an Interpersonal Influence Tactic: The Effects of the Pot Calling the Kettle Black. Personality and Social Psychology Bulletin, 27: 1494-1507.
5. Rucker, D.D., Petty, R.E. (2003). Effects of Accusations on the Accuser: The Moderating Role of Accuser Culpability. Personality and Social Psychology Bulletin, 29: 1259-1271.
6. Wilders vs. Kant in kamerdebat.
7. Balkenende vs. Wilders in kamerdebat: www.youtube.com/watch?v=3LcLKdPg0_M

Willem van der Does is bijzonder hoogleraar experimentele klinische psychologie, Universiteit Leiden.

Leave a Reply

 

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.