Middle EastWorld

De Arabische lente

By Tuesday 22 March 2011 No Comments

Opeens is het positief om een Arabier te zijn. In de hele Arabische wereld nemen mensen met trots afstand van decennia van intimidatie en passiviteit, opgelegd door dictaturen die geen enkele eerbied toonden voor de wensen van het volk. Ook in het westen is de Arabische identiteit respectabel geworden. Egypte wordt nu gezien als een spannende en progressieve plek en de solidariteit onder de mensen in het land wordt door demonstranten in een plaats als Madison in Wisconsin omhelsd. Slimme jonge Arabische activisten zijn nu de rolmodellen voor het engagement van de 21ste eeuw. De westerse media verslaan de gebeurtenissen in de Arabische wereld veel grondiger dan voorheen en in de commentaren klinkt een positivisme door dat tot voor kort ondenkbaar was. Als er in het zeer recente verleden werd bericht over iets wat met de islam of het Midden-Oosten te maken had, kleefde daar bijna altijd een negatieve connotatie aan. Maar nu, tijdens deze Arabische lente, is dat niet meer het geval. Een gebied dat altijd de belichaming was van politieke stagnatie maakt nu een razendsnelle transformatie door die de aandacht van de wereld heeft getrokken.

Drie dingen moeten worden opgemerkt over deze aardverschuiving die zich in in het beeld van Arabieren, moslims en, in het algemeen, de bewoners van het Midden-Oosten heeft voltrokken. Om te beginnen blijkt nu hoe oppervlakkig en onjuist het beeld was dat de meeste westerse media altijd van deze regio hebben gegeven. Praktisch alles wat we erover hoorden had te maken met ofwel de alomtegenwoordige terroristen, bebaarde radicalen en hun gesluierde medeplichtigen die de sharia wilden opleggen, ofwel met de corrupte en gewelddadige despoten die als enigen in staat waren om deze ongewenste sujetten in toom te houden. In het taalgebruik van de Amerikaanse regering, dat braaf door de mainstream-media werd overgenomen, werden corruptie en geweld van potentaten verdoezeld door ze te omschrijven met leugenachtige termen als “gematigden” (dat wil zeggen: diegenen die zeggen en doen wat wij willen). Van die term zou nu definitief afscheid genomen moeten worden, net als van de term “de Arabische straat”, de denigrerende aanduiding voor het gewone volk in de regio.

Het tweede kenmerk van dit kantelende beeld is de kwetsbaarheid. Zelfs als alle Arabische despoten omvergeworpen zijn, dan is daarmee de enorme investering in het “wij tegen zij”-denken nog niet teruggedraaid. Dit omvat meer dan alleen de bureaucratische rijkjes die zich bezighouden met de “war on terror”, en ook meer dan de bedrijfstakken die deze oorlog faciliteren, met hun regimenten onderaannemers en consultants die rijkelijk voor hun diensten worden beloond. Het gaat tevens om een waar eilandenrijk van ideologische pseudo-deskundigheid, met hele scholen van “terreurologen” die zich volledig wijden aan de instandhouding van een karikatuur van het Midden-Oosten.

Deze talking heads, die doorgaan voor autoriteiten op hun terrein, doen niets anders dan bevestigen dat eenieder in de regio uitsluitend terroristen en islamisten zal aantreffen. Systematisch hebben ze de Amerikanen geleerd om de echte Arabische wereld níet te zien: de vakbonden, de mensen die zich inzetten voor de ontwikkeling van een rechtsstaat, de jonge techneuten, de feministen, de kunstenaars en intellectuelen, sowieso iedereen met een redelijke kennis van de westerse waarden en cultuur, en de gewone mensen die niets anders willen dan fatsoenlijke kansen en een stem in de manier waarop ze worden geregeerd.

In plaats daarvan hebben de ‘deskundigen’ ons geleerd dat we hier te maken hebben met een volk van fanaten, een volk zonder waardigheid, een volk dat zijn verschrikkelijke, door Amerika gesteunde heersers verdiende. De machtigen en invloedrijken met zulke welhaast racistische opvattingen zullen niet snel van gedachten veranderen. Daarvoor hoeft men maar een korte blik te werpen op het riool dat Fox News heet.

Als derde factor moet worden opgemerkt dat de situatie in de Arabische wereld zeer snel ten kwade zou kunnen keren, waardoor het prille, positieve beeld vlug zou kunnen kantelen. Er is geen enkel Arabisch land waar de zaak al geregeld is, ook in Tunesië en Egypte niet. De dictators zijn hier weliswaar verdwenen, maar de echte veranderingen moeten eigenlijk nog komen, ondanks het feit dat beide landen voldoen aan een groot aantal basisvoorwaarden voor een op een grondwet gebaseerd staatsbestel, een volwassen democratie, economische vooruitgang en sociale rechtvaardigheid. Die voorwaarden zijn onder meer een goed ontwikkeld maatschappelijk middenveld, een vakbondstraditie, veel hoogopgeleiden en enkele sterke maatschappelijke instellingen.

In de andere Arabische landen is, ondanks de moed van degenen die in elkaar zijn geslagen en met kogels en traangas zijn bestookt omdat ze veranderingen eisten, zelfs nog minder bereikt. Alles kan nog misgaan, bijvoorbeeld door burgeroorlog in Libië of Jemen, een toestand van verlamming in Tunesië of Egypte of eindeloze en vruchteloze geschillen met de machthebbers in Bahrein, Jordanië, Marokko, Oman, Irak en elders.

De mensen in het westen komen steeds meer te weten over deze cruciale regio in de wereld. Maar er zijn nog wat andere feiten waarvan met doordrongen zou moeten zijn. Eén daarvan is dat het hier niet gaat om een regio die als énige in de wereld niet geschikt zou zijn voor democratie, constitutionele tradities ontbeert of altijd autoritaire heersers heeft gehad. Het is zeker zo dat het Midden-Oosten in het recente verleden heeft geleden onder een stoet van verschrikkelijke regimes. Maar het is ook een regio waar het debat over de inperking van de macht van de toenmalige alleenheersers rond 1870 leidde tot duurzame constitutionele gisting in Tunesië en Egypte en in 1876 tot de invoering van een grondwet in het Ottomaanse Rijk.

In die tijd omvatte dit rijk niet alleen het huidige Turkije, maar ook het grootste deel van de oostelijke Arabische wereld, waaronder Syrië en Irak. Later, in 1906, kwam er in Iran een constitutioneel bewind aan de macht. Nog later, in het interbellum en daarna, werden de semi-onafhankelijke en onafhankelijke landen van de regio zelfs in meerderheid bestuurd door constitutionele regeringen. Hierbij ging het om grotendeels mislukte experimenten die kolossale obstakels tegenkwamen in de vorm van gevestigde belangen, autoritaire neigingen van machthebbers en analfabetisme en armoede.

Toch was de mislukking van de constitutionele en parlementaire regimes niet alleen daaraan te wijten. De regeringen werden systematisch ondermijnd door de grote imperialistische machten, wier ambities en belangen vaak botsten met de parlementen, de opkomende publieke opinie en een pers die sterk voorstander was van nationale soevereiniteit en een eerlijk deel eiste van de opbrengst van de eigen natuurlijke hulpbronnen. Dit patroon is voortdurend herhaald, van de ondermijning door de Europese machten van de Iraanse en Ottomaanse constitutionele regeringen in de eerste decennia van de twintigste eeuw tot de Amerikaanse inmenging in Libanon en Syrië en de omverwerping van de Iraanse regering in de jaren vijftig. Niet alleen gaven de westerse machten weinig of geen steun aan democratische regeringen in het Midden-Oosten, vaak werden die actief tegengewerkt omdat het Westen de voorkeur gaf aan plooibare autocraten die naar hun pijpen dansten. Met andere woorden: het patroon van westerse steun voor eenvoudig manipuleerbare dictatoriale regimes is zeker niet nieuw.

In de afgelopen weken is er veel gezegd over de mogelijke toepassing van het “Turkse model” op de Arabische wereld. Overigens hebben Turkije en de Arabische staten hun begrip van de moderne wereld (met zijn grondwetten, democratieën en burgerlijke, politieke en mensenrechten) in wezen te danken aan een gedeeld laat-Ottomaans verleden. In deze periode, ruwweg van van 1860 tot en met 1918, werden deze volkeren van deze concepten doordrongen, hoewel zowel Turkse als Arabische nationalisten iedere Ottomaanse invloed op hun moderne natiestaten vurig ontkennen. Tegenwoordig biedt Turkije inderdaad een model voor hoe een machtig militair establishment kan worden gecombineerd met democratie en een seculier systeem met een religieuze oriëntatie van de bevolking. Ook is het land een schoolvoorbeeld van economisch succes, van een werkbare culturele synthese tussen Oost en West en van hoe invloed uit te oefenen op het wereldtoneel. In al deze opzichten wordt Turkije gezien als een veel aantrekkelijker model dan wat in de Arabische wereld alom wordt beschouwd als het mislukte alternatief: de 32-jaar oude Iraanse theocratie.

De Arabische landen hebben nog een lange weg te gaan om de verschrikkelijke nalatenschap van onderdrukking en stagnatie van zich af te schudden en zich te begeven op het pad van democratie, rechtsstaat, sociale rechtvaardigheid en waardigheid. Dit zijn tevens de universele eisen van de Arabische lente. De term “waardigheid” moet hierbij tweeledig worden begrepen. Ten eerste: waardigheid voor het individu ten overstaan van heersers die hun rechteloze onderdanen altijd met de grootst mogelijke minachting hebben behandeld. Maar wat tevens geëist wordt is een vorm van collectieve waardigheid voor trotse staten zoals Egypte en voor de Arabieren als volk.

Dit was de eis waarmee de nationalistische leiders in de jaren vijftig aan de macht kwamen in hun strijd tegen het (neo)kolonialisme. Na alle mislukkingen van deze generatie werden zij vervangen door dictators die zorgden voor de ‘stabiliteit’ die het Westen zo op prijs stelde – een stabiliteit die werd verkregen ten koste van de waardigheid van het individu én het collectief. Het zijn deze vernederingen, zowel door tirannieke heersers als ten overstaan van de buitenwereld, die demonstranten van Rabat tot Manama niet meer willen. Tot nu toe hebben zij zich bijna uitsluitend gericht op de directe oorzaken van hun problemen, die grotendeels intern van aard zijn. Er is weinig tot geen aandacht geweest voor het buitenlandse beleid, er waren geen zichtbare antiwesterse gevoelens en de aandacht voor Israël of Palestina was beperkt.

Het zou erg gevaarlijk zijn om deze eis van collectieve waardigheid te negeren, of het nu gaat om de neerbuigende manier waarop Amerika de regio al heel lang behandelt of om de overtuiging van de meeste Arabieren dat er in heden en verleden geen gerechtigheid is voor de Palestijnen. Als de volkeren van de Arabische wereld zo fortuinlijk zijn om een democratische overgang te verwezenlijken, en als ze kunnen beginnen met het aanpakken van de vele ernstige problemen in hun samenlevingen, dan is het van cruciaal belang dat een nieuwe Arabische wereld, één die voortkomt uit de strijd om vrijheid, sociale rechtvaardigheid en waardigheid, wordt behandeld met het respect dat de regio toekomt, en die zij voor het eerst in decennia ook begint te verdienen.

Rashid Khalidi
Edward Said Professor of Modern Arab Studies
Columbia University