Books

Boekbespreking “Baghdad, Yesterday”

By Thursday 25 December 2008 No Comments

In 1950/1951 gaf de Iraakse regering haar joodse inwoners toestemming om het land te verlaten als ze bereid waren om hun Iraakse nationaliteit op te geven. Israël organiseerde een luchtbrug voor deze exodus, die “Operatie Ezra en Nehemiah” werd genoemd. Sasson Somekh schreef hier een boek over, en Beate Hinrichs las het.

Sasson Somekh schrijft over een verloren wereld, waarvan je zou wensen dat hij nog bestond. Maar niet alles wat de auteur beschrijft is even rooskleurig, en het boek is niet sentimenteel of nostalgisch.
In “Baghdad, Yesterday – The Making of an Arab Jew” beschrijft hij zijn jeugdervaringen zowel door de ogen van de tiener die hij was, als vanuit het perspectief van een ouder wordende man.
Sasson Somekh werd in 1933 geboren in Baghdad en was de middelste van drie kinderen in een Iraaks-joods middenklassegezin. In 1951 emigreerde hij naar Israël.


Revolutionaire veranderingen

Aan het begin van de 20ste eeuw was een derde deel van de bevolking van Bagdad joods. Het was een tijd waarin vooral de middenklasse revolutionaire veranderingen onderging. Na het einde van de Eerste Wereldoorlog en de ineenstorting van het Ottomaanse rijk ontwikkelde de jongere generatie een seculiere Iraaks-joodse identiteit. Ze bezochten ook seculiere scholen en leerden daar vloeiend Engels en Frans spreken.

Veel joden werkten voor Britse bedrijven of bereikten op eigen kracht een mate van welstand en aanzien. Slechts een minderheid sympathiseerde met de doelstellingen van het zionisme, maar velen waren actief in de communistische partij.
Ook speelden joodse intellectuelen een actieve rol in het culturele leven van Irak. Zo waren er veel joodse schrijvers die proza en poëzie in het Arabisch schreven, bijvoorbeeld Sasson Somekh zelf, die later in Israël de Faculteit Arabische Taal- en Letterkunde oprichtte aan de Universiteit van Tel Aviv.

Onder elkaar spraken de joden van Bagdad een Arabisch dialect dat zich van het taalgebruik van de islamitische en christelijke Irakezen onderscheidde doordat het veel Hebreeuwse en Aramese uitdrukkingen bevatte. Judeo-Arabisch was een authentiek Arabisch dialect, hoewel het door de oudere generatie in het Hebreeuwse schrift werd geschreven.

Hoewel de joden in juni 1941 te lijden hadden onder een bloedige pogrom (“farhud”) waarbij honderden mensen omkwamen, waren de meeste joden volgens Somekh tegen het einde van de jaren ’40 goed geïntegreerd in de samenleving en voelden zij zich ook gerespecteerd. Het was “een soort gouden eeuw met betrekking tot de economie en het onderwijs.”

Sasson Somekh schrijft met veel liefde over zijn jeugd in deze periode. Hij vertelt anekdotes, is zeer gedetailleerd en doet warm en humoristisch verslag van het dagelijkse leven, waarbij hij verhaalt over zijn vrienden, kennissen en familieleden. Zo waren er zijn speelkameraden, de broers Sa’achi, met wie de jonge Sasson zorgeloze dagen doorbracht op de eilanden in de Tigris. Nadat ze met hun familie naar Londen waren geëmigreerd, richtten de broers “Saatchi & Saatchi” op, dat een beroemd internationaal reclamebureau werd.

Bijzonder boeiend in “Baghdad, Yesterday” is de beschrijving van de multiculturele en multi-etnische coëxistentie. Zo was er de Libanese sjiiet die les gaf in Arabische literatuur op de joodse school in Bagdad en marxistische ideeën overdroeg aan zijn leerlingen. Hij werd de literaire mentor van Somekh. Dan waren er nog de joden waarvan de voorouders in het midden van de 19de eeuw vanuit Wenen waren geëmigreerd, zoals de familie Rosenfeld, waarvan je de Oostenrijkse afkomst niet kon zien.

De “Bagdad-gemeenschappen”

Ook is er aandacht voor de joden die al in de 18de eeuw naar India of Singapore waren geëmigreerd en daar de “Bagdad-gemeenschappen” hadden gesticht, met kleine handelsimperia. Zij werden de “Rothschilds van het Oosten”. Tegen het einde van de 19de eeuw stuurden zij familieleden naar Groot-Brittannië, in steden als Londen en Manchester, waar bijvoorbeeld leden van de familie Sassoon hoge banen en posities kregen.

Somekh schrijft over emigratie, maar ook over ballingschap. Hij is voortdurend op zoek naar informatie over het lot van vrienden en kennissen die hij uit het oog is verloren en probeert losse eindjes aan elkaar te knopen. Toch worden veel verhalen abrupt afgebroken, en dat komt door de gedwongen ballingschap. Aan het einde van de jaren ’40, na de opdeling van Palestina, de Arabisch-Israëlische oorlog van 1948-1949 en talloze bomaanslagen op joodse winkels in Bagdad, vonden veel joden dat ze geen alternatief hadden dan te emigreren.

Andere Iraaks-joodse auteurs en tijdgenoten van Sasson Somekh, zoals Eli Amir en Sami Michael, hebben al eerder geschreven over hun jaren in Bagdad. Sommige van deze boeken schetsen een minder harmonieuze samenleving, maar wel één waarin multiculturele coëxistentie de normale gang van zaken is. En de motieven die ze hadden om hun memoires te schrijven, zullen zeker dezelfde zijn als die van Somekh: “Ik behoor tot de laatste generatie Iraakse joden die zij aan zij leefden met Irakezen van andere religies. We spraken een gemeenschappelijke taal en namen deel aan de Iraakse cultuur.”

Sasson Somekh: “Baghdad, Yesterday – The Making of An Arab Jew”, Ibis Editions 2007, ISBN 978-965-90125-8-9