IslamWest

De representatie van de islamitische Arabische vrouw door Hollywood

By Tuesday 1 April 2008 No Comments

Bewegend beeld behoort tot de meest krachtige opvoedingsinstrumenten die ooit zijn gemaakt. Paus Pius XI heeft opgemerkt dat er ‘tegenwoordig geen machtiger middel’ bestaat om ‘de massa te beïnvloeden’. En Nikolai Lenin meende: ‘Film is ongetwijfeld het voornaamste culturele wapen van het proletariaat.’

Deze bijdrage onderzoekt het beeld dat in Hollywoodfilms van de islamitische Arabische vrouw wordt geschetst. Sinds het begin van de filmkunst, nu meer dan een eeuw geleden, is deze vrouw door de makers van Hollywoodfilms vernederd, gedemoniseerd en geërotiseerd.


Deze beeldvorming is uiteraard geen eigen schepping van filmmakers; zij hebben in dit opzicht reeds bestaande stereotypische voorstellingen overgenomen en deels aangepast. In de achttiende en negentiende eeuw gaven Europese kunstenaars en schrijvers een veelal verzonnen beeld van oosterse vrouwen als opgesloten en onderdanige exotische ‘objecten’.


De Amerikaanse filmindustrie heeft dit stereotype, dat men als steekhoudend ging opvatten en dat in de loop der jaren uitgroeide tot een vast element van de Europese populaire cultuur, klakkeloos overgenomen.

Sinds 1960 heb ik onderzoek verricht naar de manier waarop Hollywood de islamitische Arabische vrouw in beeld heeft gebracht. Door meer dan zestig films te traceren, bekijken en bestuderen, ontdekte ik veel representaties die alarmerend en destructief zijn en die we derhalve serieus moeten nemen, alsmede andere die minder aanstootgevend zijn.
In films die variëren van thrillers over het oude vreemdelingenlegioen tot en met hedendaagse politieke drama’s, associëren filmmakers de islamitische Arabische vrouw primair met geweld, seks en onderdrukking. Opgesloten binnen een reeks voorspelbare types komt zij voor in alle denkbare filmgenres: zwaardvechtdrama’s, musicals, oosterse sprookjes, historische verhalen en terroristische vechtfilms.
De films waarin de islamitische Arabische vrouw figureert, zitten boordevol stereotypische elementen die men als dwangmatig and monotoon kan beschouwen.
Het begon allemaal met twee zwijgende korte films – de ene gecensureerd, de andere niet – Fatima (1897) en Fatima’s Dance (1907). In beide films is Fatima, de ster van de wereldtentoonstelling van 1896 in Chicago, een gesluierde buikdanseres met zware boezem. Dat men in vroege films Arabische buikdanseressen tegenkomt, is allerminst verrassend. Rond de eeuwwisseling waren deze danseressen vaste kost in vaudeville en burleske. Hollywood heeft dit beeld gewoon nagevolgd.
In films geënt op de duizend-en-een-nacht mythe zoals The Sheik (1921), Slave Girl (1947) en John Goldfarb, Please Come Home (1964) komen Arabische vrouwen voor die vanachter hun doorschijnende sluier wellustige blikken werpen, die als onvervulde, ter beschikking staande ‘hapjes’ op sierlijke kussens rondhangen of die als schaars geklede haremmeisjes in het vrouwenverblijf van het paleis zitten opgesloten, dan wel als slavin op de markt te koop zijn. De illusie van de harem blijft voortduren, bijvoorbeeld in Disney’s remake van Around the World in Eighty Days (2004) waarin Arnold Schwarzenegger gestalte geeft aan Prins Hapi, een Arabische sjeik met ‘zo’n honderd vrouwen’.

Veel films geven echter een veel minder ‘aantrekkelijk’ beeld van de Arabische vrouw. In My Favorite Spy (1959), Shark (1969) en Deception (1992) verschijnen Arabische vrouwen op de achtergrond als lelijk of als begerige lastdieren die kruiken op hun hoofd dragen; andere Arabische vrouwen liegen terwijl zij westerlingen beroven en weer anderen worden afgebeeld als zwaarlijvig en afstotelijk. Zo geven Protocol (1984) en The Sheltering Sky (1990) een beeld van islamitische vrouwen als een zwerm krassende kraaien, dan wel als vormloze zakken van zwart stof die schreeuwend en jammerend hun ongeschoren man achternalopen.

Het beeld van de Arabische vrouw als toverachtige vamp dateert van 1917, in Fox’s zwijgende Cleopatra, met Theda Bara in de hoofdrol. Zij werd door de filmindustrie aangeprezen als ‘slang’ en ‘vampier’, waardoor sindsdien het woord ‘vamp’ aan het Engelse woordenboek kon worden toegevoegd. Films zoals Saadia (1953) en Beast of Morocco (1966) zetten Arabische vrouwen neer als toverheksen die met de duivel onder een hoedje spelen en erdoor bezeten zijn.

Men toont een geheel ander beeld van de Arabische vrouw in films waarin zij optreedt als oorlogszuchtige strijder, en dan vooral als bommengooier. Dit stereotype van de Arabische vrouw, dat vaak over het hoofd wordt gezien, werd voor het eerst van stal gehaald in 1948 in de filmreeks van Republic, getiteld Federal Agents vs. the Underworld Inc. Sindsdien heeft Hollywood minstens zes speelfilms uitgebracht, waarin Palestijnse, Marokkaanse en andere Arabische vrouwen niet zozeer optreden als exotische, dreutelende en dienende maagden, maar als terroristes die de Verenigde Staten binnenvallen.
In Federal Agents wordt de Egyptische Nila omschreven als een ‘vreemde dreiging’ en een ‘vrouwelijke fanaat’. Met haar Arabische metgezellen probeert zij Amerikaanse agenten om te brengen door het toedienen van een zeldzaam dodelijk ‘oosters kruid’ en door een bom naar de Amerikaanse ‘ongelovigen’ te werpen. Nila is echter geen partij voor de westerse hoofdfiguren. Aan het einde, als zij door een vallend standbeeld wordt verpletterd en haar laatste adem uitblaast, merkt de held fijntjes op dat ‘Nila in haar poging om anderen te vernietigen erin is geslaagd om zichzelf weg te vagen.’

Pas dertig jaar later, in Black Sunday (1977), bracht Hollywood opnieuw op agressieve wijze een Arabische terroriste in beeld. Net als boeken gaan films heel lang mee. Dankzij de kabelzenders hebben generaties van kijkers tenminste een keer per jaar, gewoonlijk in de dagen voorafgaand aan de jaarlijkse Super Bowl, kunnen zien hoe Dahlia het hele stadion tijdens de wedstrijd wil opblazen.
Nadat deze Palestijnse in Black Sunday in de Verenigde Staten is aangekomen, weet zij al snel aan een bom te komen. Vervolgens verleidt zij een voormalige Vietnamveteraan, die als haar helper optreedt. In steden als Los Angeles en Washington schieten ze in het wilde weg Amerikaanse burgers neer, om het land ‘in zijn hart’ te treffen. De laatste beelden van deze film tonen Dahlia en de veteraan in een reclameluchtschip boven het stadion in Miami waar op dat moment om de Super Bowl wordt gespeeld. Zij willen een clusterbom tot ontploffing brengen om zo de 80.000 toeschouwers, inclusief de Amerikaanse president, de dood in te drijven. Een Israëlisch agent (niet een Amerikaans agent!) weet hen echter net op tijd te doden.

Vier jaar later komen we in Nighthawks (1981) Shakka tegen, een levensgevaarlijke Marokkaanse terroriste. Wetend dat zij zich in New York City bevindt, waarschuwt de veiligheidschef van de stad zijn collega’s om haar nauwlettend in de gaten te houden. Zij werd uit rijke ouders geboren in Tanger en geldt als een ‘verwende tante die moordt zonder scrupules’. Dit blijkt juist, want ook de veiligheidschef wordt een slachtoffer van haar.
Aan het einde houden Shakka en haar trawant, een Duitse moordenaar genaamd Wulfgar, de families van ambtenaren van de Verenigde Naties in gijzeling in een kabelbaan die tachtig meter boven de East River bungelt. Zoals viel te verwachten, winnen de westerse hoofdpersonages de slag en worden de twee terroristen uiteindelijk doodgeschoten.

Wrong Is Right (1982) geeft een beeld van haatdragende Arabische studenten als terroristen. Gehuld in jassen en met geblokte hoofddoeken demonstreren de studenten op Times Square en vechten zij met New Yorkse politieagenten, terwijl zij ‘Dood aan Amerika’ schreeuwen. Een jonge Arabische vrouw met een bom op haar lichaam blaast zichzelf op en verwondt daarbij omstanders. In de James Bond-thriller Never Say Never Again (1983), probeert Fatima, een nucleaire terroriste die voor SPECTRE werkt, om twee nucleaire bommen in het Westen tot ontploffing te brengen. Zij faalt echter en wordt door Bond gedood.

Los Angeles en omgeving vormen de setting voor Wanted: Dead Or Alive (1987). In deze film doden Palestijnen en in Amerika geboren Arabieren in een moordpartij meer dan 200 mannen, vrouwen en zelfs kinderen. De camera onthult het bestaan van een chemische fabriek net buiten de stad, waar Arabisch-Amerikaanse terroristen op het punt staan om meer dan vijftig chemische wapens in de atmosfeer los te laten, waardoor miljoenen mensen zullen omkomen. Als Malak, de belangrijkste schurk, en Jamilla, zijn trouwe helper, erachter komen dat ook zijzelf mogelijk slachtoffer van de krachtige explosies zullen zijn, blaast Malak de missie af. De boze Jamilla is het daar echter niet mee eens. Zij is vastbesloten om de wapens te gebruiken en ook bereid om voor de zaak te sterven. Daarop schiet Malak haar dood.
In True Lies (1994), ten slotte, is Juno een Palestijnse terroriste die er met leden van de ‘rode jihad’ op uit is om nucleaire raketten op Amerikaanse steden af te vuren. In de slotscène slaagt de westerse held van de film er echter in om samen met Amerikaanse mariniers met de Palestijnen af te rekenen.

De boodschap vervat in deze films met een islamitische Arabische vrouw als terroriste (vooral de vier waarin zij optreedt als nucleaire terroriste) is ondubbelzinnig: zij is in staat tot de meest kwaadaardige handelingen en Amerika doet er daarom maar beter aan zich van haar te ontdoen.

Hiertegenover staan slechts een handvol, veelal ouderwetse of verouderde films – zoals The Return of Chandu (1934), Princess Tam Tam (1935), Baghdad (1949), Flame of Araby (1951) en Princess of the Nile (1954) – die een meer positief of respectvol beeld van de Arabische vrouw schetsen, als zijnde intelligent, moedig en knap. Bewonderenswaardige Egyptische koninginnen zijn te zien in versies van Cleopatra uit 1934 en 1963 en in Caesar and Cleopatra (1946). De donkergetinte, heroïsche Arabische vrouw die bij uitzondering een westers hoofdpersonage voor zich weet te winnen is overigens gedoemd. Films als Outpost in Morocco (1949) en Secondhand Lions (2003) veronderstellen dat een Arabische vrouw haar liefde voor een Amerikaans hoofdpersonage met de dood moet bekopen.

In de meeste Hollywoodfilms wordt de islamitische Arabische vrouw afgebeeld als exotisch, gewelddadig en wezenlijk ‘anders’. Arabische vrouwen worden maar zelden afgebeeld als mensen die een leven leiden zoals dat van het gros van de kijkers. Filmmakers geven nooit een beeld van de Arabische vrouw die gewoon thuis onder familie is of die als professional bezig is met haar werk. In plaats van gestalte te geven aan een gedeelde humaniteit, hebben Hollywoodfilms vanaf het begin voeding gegeven aan xenofobie en vooroordeel door de suggestie dat vrouwen binnen de islam in een erbarmelijke staat zouden verkeren. Aldus hebben deze films bijgedragen aan het vervreemden van de Arabische vrouw van haar internationale zusters, en omgekeerd.

dr. Jack Shaheen, emeritus professor massacommunicatie aan de Southern Illinois University, besloot zich te verdiepen in de rol die Hollywood speelt in de beeldvorming van de vreemdeling. Het resulteerde in een baanbrekend documentaire en gelijknamig boek Reel Bad Arabs, waarin Shaheen laat zien hoe de filmindustrie systematisch xenofobie in de hand werkt.

Jack G. Shaheen

Jack Shaheen

Jack Shaheen

dr. Jack Shaheen, emeritus professor massacommunicatie aan de Southern Illinois University, besloot zich te verdiepen in de rol die Hollywood speelt in de beeldvorming van de vreemdeling. Het resulteerde in een baanbrekend documentaire en gelijknamig boek Reel Bad Arabs, waarin Shaheen laat zien hoe de filmindustrie systematisch xenofobie in de hand werkt.

Leave a Reply

 

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.