Middle EastWorld

Tijd voor een paradigmashift:

By Sunday 14 September 2008 No Comments

Van Pakistan en Afghanistan tot aan Irak, Libanon en Gaza: er zijn vele branden in het grotere Midden-Oosten die de Verenigde Staten en haar Europese bondgenoten in afgelopen jaren maar niet geblust hebben weten te krijgen. Iran is in al deze conflictzones van de partij. Of het nu gaat om de grote morele, militaire en politieke deuk die het Westen in Irak en Afghanistan heeft opgelopen, om het militaire en prestigeverlies van de belangrijkste bondgenoot van het Westen, Israël, tegen Hezbollah in Libanon, of om de rijzende ster van Hamas in Palestina: op alle plekken in de regio waar het Westen tot aan de knieën vastzit, heeft Iran een vinger in de pap.

Dat is ook niet onopgemerkt gebleken bij de nieuwe Amerikaanse president en kersverse leider van de Westerse beschaving, Barack Obama. Deze week nog bij een interview met de Amerikaanse tv-zender ABC noemde hij Iran als een van de belangrijkste politieke uitdagingen voor de Verenigde Staten Op zichzelf was deze constatering niets nieuws onder de zon, ook het Bush-kabinet was tot die conclusie gekomen. Zij het, nadat het militaire optreden in Afghanistan en Irak niet van korte duur bleek te zijn, en het uitschakelen van Hezbollah en Hamas door hen eenvoudigweg op de internationale terroristenlijst te plaatsen niet bleek te werken.

Toch is het Bush-kabinet niet verder gekomen dan baldadige taal jegens Iran en het herhalen van de boycot-zetten die afgelopen 30 jaar, sinds het bestaan van de Islamitische Republiek, meerdere malen zinloos zijn gebleken.

In hetzelfde interview met ABC onderkent Obama dat een nieuw beleid jegens Iran nodig is. Maar hij doet niet uit de doeken wát die beleidsverandering moet inhouden. Het is de vraag of hij en zijn adviseurs wel over de inzichten beschikken die bij de Bush-staf ontbraken bij het bepalen van een doeltreffend Iran-beleid.

Een effectief Amerikaans, of liever nog, trans-Atlantisch Iran-beleid kan alleen succesvol zijn bij een drastische omschakeling in de ‘mind-set’ van Westerse politici en hun geopolitieke analisten. Er is een ware paradigmashift in het denken over Iran nodig die moet resulteren in het beschouwen en behandelen van Iran als een deel van de oplossingen voor de grote problemen in het grote Midden-Oosten in plaats van de permanente bron daarvan. Pas dan, vanuit dit nieuwe denkkader, kunnen vruchtbare onderhandelingen tussen Iran en het Westen gestalte krijgen.

Deze nodige paradigmashift kan bekrachtigd, beargumenteerd en beredeneerd worden op basis van twee tot nog toe in het Westen amper onderkende karakterkenmerken van de Islamitische Republiek die als leidmotief fungeren bij de Iraanse geopolitieke handelingen.

1. Iran wordt gedreven door haar nationale belangen en haar oud-Perzische ambities.

De schaarse Westerse politieke analisten die de moeite nemen om zich werkelijk te verdiepen in het huidige Iran, naar het land te reizen en verscheidene Iraanse intellectuelen en politici te spreken, zoals de oude CIA-agent Robbert Bear deed, komen stomverbaasd tot de conclusie dat Iran wordt vooral gedreven door chauvinisme; een sterke afkeer van kolonialisme en een groot verlangen naar de oude glorie van het Perzische rijk (zie The Devil we Know. Dealing with the New Iranian Superpower van R. Baer, 2008).

Wie de versluierende apocalyptische leuzen en islamistische retoriek van Iraanse machthebbers opzij weet te zetten en de geopolitieke keuzes van de Islamitische Republiek in de afgelopen 30 jaar in kaart weet te brengen, kan niet anders concluderen dan dat Iran steeds meer wordt gedreven door haar nationale belangen en minder door een utopisch-messianistische ideologie. In grote lijnen is de geopolitieke ambitie en focus van Iraniërs niets meer en niets minder dan het afdwingen van erkenning in de wereld en in het bijzonder bij de buurlanden als de regionale macht en de daarbij behorende privileges zoals gunstige maatregelen wat betreft investering, handel en mensenverkeer met Saoedi-Arabië, de Golfstaten en Irak.

Hoe ironisch dat ook mag klinken, in hun ambitie om een regionale supermacht te zijn verschillen de leiders van de Islamitische Republiek niets met het regiem van de sjah dat zij 30 jaar geleden ten val hebben gebracht. Iran zou nooit genoegen nemen met een mineurpositie in de regio. De strategische keuze van de sjah om dit te bereiken was om zich als trouwste bondgenoot van het Westen op te stellen. De Islamitische Republiek heeft in het begin, in de tijden van ayatollah Khomeini, gedreven door zijn revolutionaire islamisme, van anti-Amerikanisme haar strategie gemaakt om macht en respect in de regio af te dwingen. In de tweede en derde decennia van de revolutie, tijdens het presidentschap van Rafsanjani en later Khatami, raakte de ideologische islamistische drijfveer achter het Iraanse regionale beleid versleten. Maar omdat de Verenigde Staten niet wilde ingaan op de vele avances van Iran, is het uitdagen van Amerikanen als het feitelijke beleid en handelsmerk van de Republiek gehandhaafd, zij het wel op een subtielere wijze, om vervolgens door de populistische president Ahmadinejad weer volop uitgedragen te worden.

In het zoeken naar partners in dit anti-Amerikaanse beleid maakt het huidige Iran praktische en pragmatische allianties. Zij maakt weinig onderscheid tussen het ultraseculaire regiem in Syrië en de diepgelovige Hezbollah. Het moet gezegd, het regiem van ayatollahs heeft grote successen geboekt met dit regionale beleid. Sinds de val van het laatste werkelijk machtige Perzische Rijk van Safaviden in 1736 is Iran nog nooit zo sterk geweest als heden. Iran is enerzijds bron van angst voor wat wij in het Westen euforisch ‘de gematigde leiders in Arabische wereld’ noemen: de wereldkampioen martelen Mubarak van Egypte, en koning Abdoellah van Saoedi-Arabië, wiens land de grootse geld- en mensenbron is van blind fundamentalistisch terrorisme. En anderzijds wordt Iran gezien als steunpilaar, het is een bron van inspiratie en ontzag onder de gewone, gefrustreerde en onderdrukte bevolking in de regio. Mensen die zich, terecht of onterecht, als slachtoffer van het trans-Atlantische bondgenootschap met de staat Israël zien, en hun eigen leiders als marionetten van het Westen ervaren.

De anti-Amerikaanse strategie van het huidige Iran is in tegenstelling tot 30 jaar terug allesbehalve principieel. Toen de Amerikanen in 2002 hun zinnen erop hadden gezet het regiem van de Taliban, de gastheer van Al-Qaeda in Afghanistan, omver te werpen, kwam het Iraniërs prima uit en waren ze meer dan bereid om met het Westen de handen ineen te slaan. Het Talibaanregiem was namelijk een Sjiitische sekte zeer vijandig gezind, en werd door Iraniërs als een grote bedreiging aan zijn oostelijke grenzen ervaren. Iraniërs hebben zich dan ook coöperatief en zelfs dienstbaar opgesteld bij het mogelijk maken en versterken van de contacten tussen Amerikanen en de Noordelijke Alliantie om de slag in Afghanistan tot succes te brengen en verdrijven van de Taliban mogelijk te maken.
Waar Amerikaanse en Iraanse belangen duidelijk overlappen en Amerikanen bereid zijn tot samenwerking zou Iran nooit nee zeggen.

Het onderkennen van de ambities en de nationalistische agenda van Iran en haar geopolitieke rationale geeft ruimte aan het Westen om vindingrijker te werk te gaan bij onderhandelingen met Iran. Zo zou het erkennen van Iran als machtig buurland van Afghanistan en Irak, en Iran er actief bij te betrekken als partner in vrede en ontwikkeling in deze landen veel beter werken dan de huidige retorische inzet van aanwezigheid van de Westerse militaire basis in Irak en Afghanistan als het zwaard van Damocles om Westerse eisen rond het nucleaire dossier aan Iran op te dringen.

2. Sjiitische identiteit is een bedreigde identiteit.

Het diepe wantrouwen tussen sjiieten en soennieten wordt onderschat in de Westerse opinie over geopolitieke handelingen van Iran in de regio. Al ruim 400 jaar is Iran het enige land met sjiitische islam als haar staatsreligie, omringd door soennieten. Dat heeft in het Iraanse collectieve bewustzijn een permanent gevoel van bedreiging van de eigen identiteit opgeleverd. Het is niet overdreven om te zeggen dat deze angst vooral voor de sjiitische geestelijken, op wier ethos de Islamitische Republiek gegrondvest is, het weefsel van hun identiteit is, en in vele gevallen hun leidmotief vormt. De voortdurende oorlogen met de soennitische Ottomaanse kalief in afgelopen eeuwen vormen een belangrijk basis voor deze zelfidentificatie. En de recente achtjarige oorlog met Saddam Hussein, die zich graag vergeleek met de Arabische overwinnaars van het vroeg Islamitische Rijk die het opnamen tegen tegen het Perzische rijk, hebben het bedreigde karakter van Iraanse identiteit alsmaar versterkt.
Bovendien was de oorlog van Saddam tegen Iran financieel mogelijk gemaakt door de icoon van de soennitische islam: Saoedi-Arabië. Het oude gevoel van permanente dreiging door soennieten kreeg in de jaren tachtig van vorige eeuw dus een sterke nieuwe impuls tijdens de Iran-Irakoorlog. Ook de Pakistaanse atoomboom wordt in Iran als een ‘soennitische bom’ gelabeld, en als zeer dreigend ervaren.

Achter dit gevoel van permanente bedreiging schuilt de ironische constatering die we moeten onderkennen om tot een omslag in ons denken over ons Iran-beleid te kunnen komen: de Islamitische Republiek Iran lijkt in haar diepste wezen, in haar identiteit, erg op Israël. Beide landen voelen zich omringd door vijanden die, mogen ze de kans krijgen, hen een kopje kleiner zullen maken.
Wie in een dergelijk permanent gevoel van doodsdreiging en overlevingsconditie verkeert, is tot monsterlijke daden in staat. Dat geldt ongetwijfeld voor de bloedige dertigjarige geschiedenis van de Islamitische Republiek, eerste in haar genadeloze aanpak van de interne oppositie, en later in het steunen van zelfmoordaanslagen elders in de regio. Ook de bloedige wijze waarop Israël in de het Midden-Oosten heeft huisgehouden – nu weer in Gaza – hangt samen met deze vereenzelviging met haar bedreigde identiteit als een fundamentele karaktertrek.

Het gevoel van permanente dreiging maakt van deze landen niet alleen monsters, het brengt ook veel innovatie tot stand. Voor beide landen betekent het ook dat ze militair het meest vindingrijk zijn geworden in hun regio. Israël bezit de machtigste, intelligentste en effectiefste legermachine in de hele regio. Dat is niet alleen te danken aan Westerse steun, maar vooral aan eigen vindingrijkheid. Wat betreft de Islamitische Republiek: nog meer dan de in de afgelopen 30 jaar in Iran ontwikkelde rakettechnologie, is het tot stand brengen en op het been houden van Hezbollah aan de grens van Israël de ultieme uitvinding en het belangrijkste en effectiefste wapenfeit om Israël, en daarmee het Westen, onder druk te houden, en een aanvalscenario op Iraans grondgebied onaantrekkelijk te maken.

Het onderkennen van deze collectief gedeelde, bedreigde identiteit in Iran moet de trans-Atlantische alliantie aan het denken zetten over de mogelijkheden om Iran een werkbare en langdurige vrede te garanderen voorafgaand aan iedere andere specifieke onderhandeling, in plaats van Iraanse toezeggingen rondom het ontwapenen van Hezbollah, of het stoppen met nucleaire ontwikkelingen als een voorwaarde te stellen voor een mogelijk vredesverdrag.

De huidige koers van de trans-Atlantische politiek richting Iran kent twee mogelijke uitkomsten: of we blijven in een permanente koude oorlog met Iran en een permanent militair en politiek conflict met de door Iran gesteunde en aangemoedigde bewegingen en groepen in de regio; of er komt een grote, bloedige en langlopende oorlog met Iran. Het Westen kan zich, na het miljarden kostende debacle in Irak en Afghanistan, geen van deze scenario’s permitteren, economisch noch politiek. Een duurzame vrede met Iran door het land te erkennen als een regionale macht en de bereidheid om dat land duurzame vredesgaranties te geven is de enig mogelijke weg om trans-Atlantische belangen in het Midden-Oosten veilig te stellen.

Shervin Nekuee is een Iraans-Nederlandse socioloog en publicist. Nekuee is verbonden aan trans-Atlantische Remarque Forum van New York University. Hij is de auteur van De Perzische paradox (2006) en werkt momenteel aan een boek over de oorsprong en motieven van sjiitische geestelijken.

Shervin Nekuee

Shervin Nekuee

In de afgelopen jaren is hij als essayist, publicist en debat programmamaker werkzaam. Zijn hoofdonderwerp is de multiculturele samenleving en dan vooral de culturele en sociale aspecten hiervan. Ook is hij als schrijver en programmamaker zeer betrokken met politiek en culturele ontwikkelingen in het Midden-Oosten, in het bijzonder in Iran.Hij publiceert regelmatig in NRC, de Volkskrant en Trouw. Voor zaal de Unie, het debat podium van Rotterdams Kunst Stichting, maakt hij tussen 2001-2006 programma’s rondom stedelijk, nationaal en internationale trends en vraagstukken. Tevens is hij medeoprichter van het blad EUTOPIA. EUTOPIA is een internationaal georiënteerde Nederlandstalige podium voor politiek en cultuur met een zware accent op multiculturele dilemma’s in Europa. Hij schreef recentelijk een literaire non-fictie over Iran na 25 jaar Islamitische bewind. Het boek heeft “de Perzische paradox” als titel en verschijnt op 8 juni bij uitgeverij de Arbeiderspers. Hij is op zijn negentienjarige leeftijd uit Iran gevlucht, omdat hij niet deel wilde nemen aan de oorlog met Irak. Tussen 1990-1996 heeft hij sociologie gestuurd aan de Universiteit van Utrecht. Aan hetzelfde universiteit is hij van 19996 t/m 2001 verbonden geweest als wetenschappelijke medewerker van onderzoeksunit European Research Centre on Migration and Ethnic Relations (ERCOMER).

Leave a Reply

 

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.