IslamWorld

Ellian en knokploeg zijn bang voor Ramadan

By Thursday 10 September 2009 No Comments

Afgelopen donderdag kwamen de Rotterdamse fortuynisten met veel kabaal met het nieuws dat de integratieadviseur voor het Rotterdamse college, Tariq Ramadan, een eigen programma heeft op het door de Iraanse staat gefinancierde PressTV.

De volgende dag stond er een lang stuk van de Leidse hoogleraar ‘Sociale cohesie, burgerschap en multiculturaliteit’ Afshin Ellian in deze krant, waarin deze uitvaart tegen zijn Rotterdamse collega. In de ogen van Ellian is Ramadan een wolf in schaapskleren, een stiekeme boodschapper van een ondemocratische ideologie: een islamist. Gesubsidieerd met ‘onze’ (lees: Rotterdamse) belastingcenten vergiftigt Ramadan volgens Ellian de democratische grondvesten van deze samenleving.

Op zich is er niks nieuws aan deze opvatting: de boze mannen van Fortuyn in Rotterdam en het dozijn Hollandse islambashers hebben het al langer op hem gemunt. Of het nu om zijn mening over sluiers, homoseksualiteit of Iran gaat is secondair, als Ramadan maar vertrekt uit Nederland, lijkt de missie van deze anti-Ramadanlobby. Maar nu had Ellian (zelf van Iraanse origine) het ultieme bewijs gevonden voor deze zaak. Ramadan is medewerker van het ‘islamo-fascistische’ PressTV, en dat maakt voor ieder die dat wil zien, duidelijk dat hij een enge islamist is, in plaats van een bruggenbouwer tussen de verschillende bevolkingsgroepen in Nederland – als hij al bruggen bouwt, dan is dat naar het islamo-fascisme van bebaarde enge mannen in Iran. We moeten derhalve zo snel mogelijk af van deze vijfdecolonne van radicale islam.

Weg met Ramadan, en wel snel! Tot zover de argumenten en de ‘glasheldere’ boodschap van professor Ellian. En voor degenen die deze boodschap nog niet begrepen hebben, lost mevrouw Amanda Kluveld ergens diep uit Limburg het finale schot: ‘Ramadan collaborateur’, ‘schande van Rotterdam’, ‘door Rotterdam en Teheran gesubsidieerde drol’ (de Volkskrant van 14 augustus). Zij vindt het niet nodig om meer te produceren dan een staccato scheldkanonnade en daar zijn de Nederlandse kwaliteitsmedia dol op, dezer dagen.

Wat Ellian doet is naar mijn, misschien erg beschaafd oud-Perzisch gevormde smaak, niets meer dan een ordinaire aantijging over een vermeend islamisme en een anti-democratische agenda van Ramadan, zonder enig feitelijk bewijs – een repliek op die geachte mevrouw van de Limburgse Universiteit sla ik gaarne over. Ik denk wel dat Ramadan beter had moeten uitkijken toen hij PressTV koos als zijn internationale podium en vooral toen hij besloot zijn programma’s na de Iraanse verkiezingen te continueren. Maar er is nergens enig bewijs dat hij de Iraanse regering, laat staan een radicaal islamisme, zou ondersteunen. Integendeel: wie werkelijk een faire studie maakt van Ramadan, kan hem niet veel meer verwijten dan dat hij, zoals ieder ander geëngageerde intellectueel, zich af en toe laat meeslepen door zijn eigen enthousiasme.

Zijn primaire doel om een relevant publiek, namelijk moslims wereldwijd, aan te spreken is een nobel streven, maar soms ook een valkuil. Het internationale formaat van een podium als Press TV was kennelijk verleidelijk (zie ook de brief van Ramadan van afgelopen donderdag op NRC

De authentieke, intellectuele poging van Ramadan om trouw te blijven aan de islam, gepaard met een vurig enthousiasme om moslims te overtuigen dat hun geloof niet in strijd hoeft te zijn met democratische principes en Europese burgerschapsnormen, maakt hem een bijzondere en broodnodige stem in Europa van onze tijd. Wie Ramadan wil begrijpen, raad ik aan het degelijke en prachtige essay van Ian Buruma te lezen in The New York Times

Dit alles zou de knokploeg tegen Ramadan – Afshin Ellians pen- en politieke vrienden – echter niet overtuigen, want de kwestie is niet wat Ramadan feitelijk fout of goed doet, maar wat hij is. Hij staat met zijn academische en intellectuele prestaties, zijn retorisch gaven, zelfs door zijn elegante handgebaren en kledingsmaak verre van Afshin Ellian en zijn lompe taal- en teamgenoten. De boze mannen van Leefbaar Rotterdam, noch Ellian en de andere provinciale professoren en publicisten met islambashing als leitmotiv (de namen zijn bekend: Philipse, Cliteur, Stephan Sanders, Leon de Winter enzovoort) kunnen er niet tegen dat een bebaarde moslimman hen met veel elegantie en hoffelijkheid verbaal knock-out weet te slaan – erger nog, dat hij op de ‘premier league’ van kosmopolitische intellectuele fora een veel gevraagde gast is, terwijl zij het moeten doen met een afnemende aandacht hier in Holland en steeds stoffiger en leger geworden Nederlandse debatzalen. Ellian en de zijnen zijn jaloers op deze moslim, die hun in denken en in wereldwijde publieke aandacht eenvoudigweg de baas is.

Een andere reden waarom Ramadan weg zou moeten, is dat hij een rolmodel kan zijn voor een nieuwe generatie moslims, die, geïnspireerd door deze gids-intellectueel, door de these van de oorlog tussen islam en democratie heen zouden kunnen prikken. Een generatie die zich niet meer zal laten intimideren door de pseudo-intellectuele houding van Ellian, Philipse en Cliteur, wanneer die met veel kunst- en vliegwerk betogen dat ‘de moslim-rest’ van onze samenleving vreemd is van de ‘universele’ waarden en het ethos van het Westen: democratie en tolerantie.

Ramadan moet niet weg vanwege Iran, maar omdat moslimbashers zijn erudiete gave om islam en democratie met elkaar te verbinden als een bedreiging zien. Hij moet weg omdat hij in staat blijkt om te doen waar hij door het Rotterdamse college oorspronkelijk voor was aangesteld, namelijk bruggen te slaan tussen islam en het Westen.

Ik ben net als professor Ellian verbonden met Iran, en wellicht nog meer dan Ellian, omdat ik letterlijk dag en nacht in contact sta met Iraniërs in Iran (onder andere via de nieuwssite voteforiran.com die ik samen met drie vrienden vanuit Nederland opzette). Sinds de verdoemde interne coup op 12 juni en de opstand die daarop volgde leef ik tussen hoop en vrees. Twee van mijn vrienden zijn gevangen genomen, de één een praktiserend moslim, de ander agnost, beiden intellectuele critici van het islamisme. Ze zijn – wijs geworden door ellende – wars van propaganda en demagogie, die hen tijdens de geregisseerde rechtbank nu opnieuw treft.

Afshin Ellian heeft Ramadan uit naam van de vermorzelde (maar standvastige) Iraanse opstand tegen onrechtvaardigheid zwaar onder vuur genomen. Maar zijn overdreven en intimiderende taal en stijl, zijn demagogie, doen erg denken aan de manier waarop de openbare aanklager in Teheran dezer dagen tekeergaat tegen de opgepakte critici van Islamitische Republiek en de hervormers. De beschuldiging ‘agentschap van de imperialistische krachten en vijfdecolonne’ te zijn treft vooral de arrestanten die in de wereld wilden staan en zich niet beperkten tot de eigen gemeente. Zij stonden in contact met hun Westerse collega’s en met de Iraanse diaspora. Mijn vrienden verschillen in hun kosmopolitische intellectuele ambitie dus niet veel van Tariq Ramadan.

Ik ben niet van plan om mee te doen aan de typisch Ellianse demagogie. Ik zal niet zeggen dat hij de seculaire tweelingbroer is van de beul die de Teheraanse openbare aanklager van de Islamitische Republiek heet. Hij is maar een eenvoudig polemist. Maar hij heeft last van hetzelfde virus, de drang tot ‘ontmaskeren en zuiveren’. Het zegt denk ik veel over de verwarring waarin de Nederlandse samenleving terecht is gekomen dat onze jonge studenten in Leiden van über-polemist Ellian les moeten krijgen over ‘sociale cohesie, burgerschap en multiculturaliteit’. En dat zo’n demagoog ons om de haverklap in zijn ronkende columns of zijn propagandistische tv-optredens komt vertellen hoe het met de wereld en Nederland staat.

Ramadan is van een ander kaliber en heeft een ander stijl. Hij hanteert de pen en het woord niet als hamer om anderen kapot te slaan. Dat heeft hij ook niet nodig om te kunnen opvallen: de hele wereld hangt aan zijn lippen en de universiteiten (de prestigieuze Oxford voorop) staan in de rij om hem weg te kapen uit de grijze gebouwen van de Erasmus Universiteit. Ik maak me dan ook niet in de eerste plaats zorgen over de toekomst van Ramadan, maar vooral over Nederland. Hoe moet het met ons land, met onze kinderen en met de toekomst van de multiculturele samenleving? Hoe komen we uit deze sfeer van angst en verdachtmakingen? En hoe bevrijden we ons van dit voortdurende gijzelingsdrama, van deze nare droom vol boze stemmen van Ellian & co?

Ellian hoeft niet weggestuurd worden, waar ook vandaan – ik ben geen voorstander van ‘ontmaskeren en zuiveren’. Al vind ik hem voorspelbaar als een kind, laat hem eens in de twee weken donderen in zijn column, laat ik hem zo af en toe de redactie van Nova komen vertellen hoe het volgens hem met de wereld staat. Democratie bloeit immers bij diversiteit. Maar het Nederlandse volk verdient tegengeluiden en, nog urgenter misschien, genuanceerde geluiden. Daar is – of misschien moeten we, na deze hetze zeggen: ‘was’– Ramadan een voortreffelijk voorbeeld van.

Shervin Nekuee is socioloog; redacteur van eutopia.nl en auteur van De Perzische paradox.

Shervin Nekuee

Shervin Nekuee

In de afgelopen jaren is hij als essayist, publicist en debat programmamaker werkzaam. Zijn hoofdonderwerp is de multiculturele samenleving en dan vooral de culturele en sociale aspecten hiervan. Ook is hij als schrijver en programmamaker zeer betrokken met politiek en culturele ontwikkelingen in het Midden-Oosten, in het bijzonder in Iran.Hij publiceert regelmatig in NRC, de Volkskrant en Trouw. Voor zaal de Unie, het debat podium van Rotterdams Kunst Stichting, maakt hij tussen 2001-2006 programma’s rondom stedelijk, nationaal en internationale trends en vraagstukken. Tevens is hij medeoprichter van het blad EUTOPIA. EUTOPIA is een internationaal georiënteerde Nederlandstalige podium voor politiek en cultuur met een zware accent op multiculturele dilemma’s in Europa. Hij schreef recentelijk een literaire non-fictie over Iran na 25 jaar Islamitische bewind. Het boek heeft “de Perzische paradox” als titel en verschijnt op 8 juni bij uitgeverij de Arbeiderspers. Hij is op zijn negentienjarige leeftijd uit Iran gevlucht, omdat hij niet deel wilde nemen aan de oorlog met Irak. Tussen 1990-1996 heeft hij sociologie gestuurd aan de Universiteit van Utrecht. Aan hetzelfde universiteit is hij van 19996 t/m 2001 verbonden geweest als wetenschappelijke medewerker van onderzoeksunit European Research Centre on Migration and Ethnic Relations (ERCOMER).