IslamPolitics

Politiek van hoop / politiek van angst

By Thursday 25 March 2010 No Comments

Afgelopen zaterdag verkondigde Ayaan Hirsi Ali in NRC dat we ons moeten klaarmaken voor de grote en woeste oorlog in het Midden-Oosten: een soort Derde Wereldoorlog met niet Europa als slagveld, maar wel landen als Jemen, Iran, Pakistan. Met het oog op de aanstormende oorlog tussen het Westen en het epicentrum van de islam is haar overlevingsrecept voor Nederland helder : praat moslims hun geloof en hun achtergrond uit hun hoofd.
Hirsi Ali, medewerkster van de neoconservatieve Republikeinse denktank American Enterprise Institute, lijkt er geen enkel vertrouwen in te hebben dat de verzoeningspolitiek van Barack Obama tegenover moslimlanden en de kandidatuur van de realistische “binder der vaderlands” Job Cohen in Nederland ertoe zal leiden dat de Nederlandse burger op meer vrede en verdraagzaamheid mag rekenen, zowel aan het thuisfront als in het grotere Midden-Oosten.
Dat viel ook niet van haar te verwachten: de polemisch- intellectuele bijdrage van Hirsi Ali heeft de signatuur van een doemdenker. Ayaan Hirsi Ali is een product van post-9/11, de “ervaringsdeskundige” boodschapper uit het kamp van “de nieuwe vijand”; het imaginaire Islamistan. Door het bloedvergieten in New York op 11 september 2001 werd het zwart voor de ogen van het Westen, en Hirsi Ali heeft op het juiste moment haar licht laten schijnen.

Het westerse publiek, dat zich na de Koude Oorlog bevrijd waande van directe confrontatie met oorlogsgeweld, werd door de confrontatie met het blinde kwaad van Osama bin Laden en de zijnen vatbaar voor doemdenken. En daar kwam plots de charmante getuige, Ayaan, en samen met haar enkele andere “helden en heldinnen”, van Noorwegen over Canada tot Frankrijk en de VS, die in hun retoriek met Hirsi Ali vergelijkbaar zijn en net als haar bevrijd en bekeerd zijn tot het secularisme. Mede dankzij hen konden de donkerste westerse gedachten over de bebaarde mannen uit de Oriënt – ooit verbannen naar de vuilnisbelt van de minder eervolle westerse canon – weer een eervolle plek krijgen. Opgelucht en bevrijd van enige fijnzinnigheid en nuance kon men weer spreken over “die islamieten” (anderhalf miljard mensen), hun “achterlijke cultuur” en de fundamentele botsing der beschavingen, zowel  in de Lage Landen als elders in het Westen.
9/11, de retoriek van de botsing der beschavingen van de neoconservatieven, met Ayaan Hirsi Ali als meest zichtbare voortvloeisel hiervan, en het oproepen van het beeld van het “islamitische gevaar”: dat alles heeft in het Westen een duw gegeven aan  voormannen van immigranten die tot dan de luwte verkozen als strategie. Maar Ayaan Hirsi Ali en de haren plaatsten hen net op het publieke forum, waar ze het nodige weerwoord wilden bieden. Ook de opkomende en beter opgeleide tweede generatie van immigranten leeft niet langer in de waan dat individueel succes voldoende is om in Nederland of elders in de westerse wereld geaccepteerd te worden. Zonder Hirsi Ali zouden de Tariq Ramadans en de Mohammad Benzakours (om een lokaal voorbeeld te noemen) nooit zoveel aandrang tot spreken hebben gehad, noch zoveel persaandacht en podium geclaimd en gekregen hebben.
In woord en daad zijn de beter opgeleide tweede generatiemoslims in Nederland en andere westerse landen met een grote moslimgemeenschap (zoals Frankrijk, Duitsland en Engeland) de weg van het zelfonderzoek ingeslagen. Ze zijn zich gaan profileren als de diverse vertolkers van de aspiraties en gedachten van de moslimimmigranten. Dat moeten we de Ayaan Hirsi Ali’s van onze tijd nageven. Maar ook de waan van de “liberale jihad” van Wilders en andere xenofobe politici elders in het Westen, en de waan van een permanente oorlog met moslims, was minder breed verspreid geweest zonder de getuigenissen van de Ayaan Hirsi Ali en haar intellectuele look-a-likes in Nederland en elders in het Westen, waar die waangedachten zich in de hoofden van de mensen zijn gaan nestelen.
In 2009, acht jaar na 9/11, wees de keuze voor Barack Obama (die tegen de oorlog in Irak was) erop dat Amerika het hartsgrondig beu was om verder te varen op de koers van totale oorlog van de neoconservatieven. Angst als drijfveer en de permanente oorlog tegen iedereen die niet hoorbaar en zichtbaar “met ons” was, maakte plaats voor hoop op een universeel en gedeeld verlangen naar vrede.
Hoop doet leven, maar ze verandert het vulkanische landschap van de politiek in het Midden-Oosten niet in één adem. Dat is de conclusie die we na ruim een jaar Obama kunnen trekken. Amerika zit nog altijd tot aan zijn knieën in de modder van Irak en Afghanistan, en dan zijn er nog de politieke onlusten in “no man’s land” Somalië (waar mevrouw Hirsi Ali’s culturele roots liggen) en Jemen. De warme woorden van president Obama maken ook geen einde aan de nucleaire koers van Iran .
Toch is er wel degelijk veel hoop in het Midden Oosten. Vorige jaar richtte Obama ter gelegenheid van Nowruz of het Iraanse nieuwjaar verzoenende woorden tot de Iraanse bevolking, maar ook tot hun leiders. Het was een niet te onderschatten historische zet. Met de presidentsverkiezingen van 12 juni 2009 in het vooruitzicht hielp het de hervormingsgezinde kandidaten Mousavi en Karroubi om zich te bevrijden van de meeste efficiënte morele chantage van het regime: “de dreiging van buitenlands gevaar”.
Onder George W. Bush had het Iraanse regime diens dreigende taal tegen Iran systematisch gebruikt om de Iraniërs koest en stil te houden. De bevolking was hier ook enigszins gevoelig voor, en dus ook de hervormers. Van mensen die tijdens de Iraanse presidentsverkiezingen niet al te ver stonden van de inmiddels legendarische leiders van de Groene Beweging, Mousavi en Karroubi, hoor ik regelmatig off the record dat Obama’s boodschap van verzoening en vrede een belangrijke positieve invloed had op de oppositiebeweging. De vastberadenheid van deze leiders om hun kritiek op het regime te uiten vóór de verkiezingen, en hun eensgezindheid om na de verkiezingen te blijven protesteren, zou bijna ondenkbaar zijn als in Amerika een oorlogszuchtige neoconservatief aan de macht was geweest – iemand uit de politieke kring waar mevrouw Hirsi Ali tegenwoordig gehuisvest is. Karroubi zei het vier dagen geleden nog: het heeft geen zin om “het buitenland” steeds als bron van onze interne crisis aan te wijzen, we moeten eerlijk naar de eigen tekortkomingen van deze staat kijken. Niemand zou een dergelijke uitspraak in Iran kunnen verwachten als daar neocons aan de macht zouden zijn en “de oorlog tussen beschavingen”de leidraad van de buitenlandse politiek zou zijn.
Opnieuw heeft Obama dit jaar warme woorden gericht tot de Iraniërs ter gelegenheid van hun nieuwjaarsviering. Hij heeft hen geprezen voor hun moed om voor hun eigen rechten op te komen, maar hij benadrukte ook niet zich te willen inmengen in de interne politiek van Iran. Ook is hij blijven hameren op de inzet om een politieke oplossing te vinden voor de nucleaire dossier. Maar it takes two to tango: wat willen de leiders van het Iraanse regime? Hoe de verhoudingen rondom dat dossier zich verder zullen ontwikkelen, is een open vraag. Een kort of misschien zelfs langer militair conflict zou een nachtmerrie zijn voor de interne oppositie: het regime zou de patriottische Iraniërs mogelijk stil kunnen krijgen door te wijzen op het gevaar van buitenaf. Dat weet president Ahmadinejad maar al te goed. En gezien zijn tanende populariteit en zijn steeds zichtbaarder wordende rampzalige sociale en economische beleid is een ramkoers van zijn kant niet ondenkbaar.
Toch is het opvallendste van dit alles niet de angst of het vooruitzicht op een totale oorlog in het Midden-Oosten, met Iran en Amerika als de hoofdrolspelers. Het meest opvallende van dit moment in het Midden-Oosten zijn juist de interne ontwikkelingen van Iran: dat de Groene Beweging een brede coalitie van diepgelovige Iraniërs tot hardcore atheïsten aan zich weet te binden, om samen voor hun burgerrechten op te komen.
Het icoon van de wereld van de islam in de westerse pers dezer dagen heet Neda en niet Ayaan. Neda Agha Sultan, het meisje dat voor de ogen van miljoenen wereldburgers stierf op  20 juni 2009 tijdens demonstraties in Teheran, was een aanhanger van de bebaarde, diepgelovige Mir-Hossein Mousavi. Samen met zijn vrouw Zahra Rahnavard, die vanwege haar kennis van kunst en populaire cultuur en haar moed en onafhankelijkheid razend populair is bij de seculiere Iraanse jeugd, vormen zij de onbetwiste leiders van de Groene Beweging. Zahra en Mir-Hossein zijn twee moslims die zoekend en op de tast een weg lijken te vinden om trouw te blijven aan hun achtergrond en toch een brede groep van Iraniërs – gelovig, niet zo gelovig of volstrekt seculier – aan zich weten te binden. Wat zij bieden is de hoop op een pluralistische toekomst voor Iran, waar niemand de drang zou hebben om de ander zijn geloof, denkbeelden of overtuigingen uit het hoofd te praten. En inderdaad: hun beweging heet toepasselijk “de Groene Weg van Hoop”.
Die politiek van hoop gaat dwars door het doemdenken van Hirsi Ali en haar mantra van ‘botsing’ tussen het Westen en de wereld van de islam. Het is een politiek die ook niet overeenstemt met een totale oorlog in het Midden-Oosten tussen de islamisten en het Westen. Neda Agha Sultan, Mir- Hossein Mousavi en Zahra Rahnavard zijn slecht nieuws voor mevrouw Hirsi Ali, en daarom maakt zij geen woord aan hen vuil bij haar commentaren over de islam en het Westen.
Maar er is wel degelijk hoop voor vrede en een pluralistische samenleving; in Amerika, in Iran maar ook hier in ons eigen Nederland.
Shervin Nekuee
Hoofdredacteur TehranReview.net en auteur van De Perzische paradox

Shervin Nekuee

Shervin Nekuee

In de afgelopen jaren is hij als essayist, publicist en debat programmamaker werkzaam. Zijn hoofdonderwerp is de multiculturele samenleving en dan vooral de culturele en sociale aspecten hiervan. Ook is hij als schrijver en programmamaker zeer betrokken met politiek en culturele ontwikkelingen in het Midden-Oosten, in het bijzonder in Iran.Hij publiceert regelmatig in NRC, de Volkskrant en Trouw. Voor zaal de Unie, het debat podium van Rotterdams Kunst Stichting, maakt hij tussen 2001-2006 programma’s rondom stedelijk, nationaal en internationale trends en vraagstukken. Tevens is hij medeoprichter van het blad EUTOPIA. EUTOPIA is een internationaal georiënteerde Nederlandstalige podium voor politiek en cultuur met een zware accent op multiculturele dilemma’s in Europa. Hij schreef recentelijk een literaire non-fictie over Iran na 25 jaar Islamitische bewind. Het boek heeft “de Perzische paradox” als titel en verschijnt op 8 juni bij uitgeverij de Arbeiderspers. Hij is op zijn negentienjarige leeftijd uit Iran gevlucht, omdat hij niet deel wilde nemen aan de oorlog met Irak. Tussen 1990-1996 heeft hij sociologie gestuurd aan de Universiteit van Utrecht. Aan hetzelfde universiteit is hij van 19996 t/m 2001 verbonden geweest als wetenschappelijke medewerker van onderzoeksunit European Research Centre on Migration and Ethnic Relations (ERCOMER).

Leave a Reply

 

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.