Middle EastWorld

Waarom zouden we bang zijn voor de Arabische revolutionaire geest? Door Slavoj Žižek

By Monday 7 February 2011 No Comments

De reacties van de westerse liberalen op de opstanden in Egypte en Tunesië zijn doordrongen van hypocrisie en cynisme

Het kan niemand zijn ontgaan dat er bij de opstanden in Tunesië en Egypte iets ontbreekt: islamitisch fundamentalisme. In de beste seculier-democratische traditie kwamen de mensen in opstand tegen onderdrukkende regime met hun corruptie en armoede, en eisten ze vrijheid en economische hoop. Volgens een cynische westers-liberale wijsheid blijft waarachtig democratische gezindheid in Arabische landen echter beperkt tot een kleine liberale elite, terwijl de overgrote meerderheid alleen gemobiliseerd kan worden door religieus fundamentalisme of nationalisme. Deze wijsheid is aantoonbaar onjuist gebleken. De grote vraag is: wat gaat er nu gebeuren? Wie wordt de politieke winnaar?

Toen in Tunis een voorlopige regering aan de macht kwam, werden islamisten en radicaal-linkse elementen uitgesloten. Mooi, dachten de zelfvoldane liberalen, dat is toch één pot nat, allebei totalitaire extremen. Maar is het wel allemaal zo simpel? Gaat de echte, langdurige vijandschap niet juist tussen de islamisten en links? Zelfs als ze zich kortstondig verenigen tegen het regime zullen ze, als de overwinning in zicht komt, die eenheid achter zich laten en een dodelijke strijd met elkaar aangaan, die zelfs wreder zal zijn dan die tegen de gemeenschappelijke vijand.

Hebben we niet precies zo’n strijd gezien na de laatste verkiezingen in Iran? Wat de honderdduizenden aanhangers van Mousavi wilden, kwam overeen met de droom die de Khomeini-revolutie mogelijk maakte: vrijheid en rechtvaardigheid. En ook al was het een utopische droom, hij leidde wel tot een adembenemende explosie van politieke en sociale creativiteit, organisationele experimenten en discussies onder studenten en ‘gewone’ mensen. Deze reële opening, die in een korte periode waarin alles mogelijk leek ongehoorde krachten tot sociale veranderingen vrijmaakte, werd geleidelijk weer dichtgedrukt toen het islamistische establishment de politieke macht greep.

Zelfs bij duidelijk fundamentalistische bewegingen mag de sociale component niet lichtvaardig worden veronachtzaamd. De Taliban wordt vaak voorgesteld als een fundamentalistisch islamistische groepering die zijn heerschappij afdwingt met terreur. Maar toen de Taliban in de lente van 2009 de macht overnam in de Pakistaanse Swatvallei, schreef The New York Times dat de beweging “een klasse-opstand had gecreëerd die gebruik maakte van de enorme kloof tussen een kleine groep rijke landeigenaren en hun landloze pachters.” Als de Taliban door ‘gebruik te maken’ van de erbarmelijke situatie van de boeren kon zorgen voor  (in de woorden van The New York Times) “ernstige ongerustheid over de risico’s voor Pakistan, dat nog steeds grotendeels feodaal is,” waarom zouden de liberale democraten in Pakistan en de Verenigde Staten dan niet evenzeer ‘gebruikmaken’ van die situatie, en de landloze boeren helpen? Zijn feodale krachten in Pakistan soms de natuurlijke bondgenoten van de liberale democratie?

De onvermijdelijke conclusie is dat de opkomst van het radicale islamisme de tegenkant is van de verdwijning van seculier links in islamitische landen. Afghanistan wordt afgeschilderd als het land waar het islamitisch fundamentalisme het sterkst is, maar wie herinnert zich nog dat dat land veertig jaar geleden een natie was met een sterke seculiere traditie, waaronder een machtige communistische partij die onafhankelijk van de Sovjet-Unie aan de macht kwam? Waar is die seculiere traditie gebleven? Het is cruciaal dat de huidige ontwikkelingen in Tunesië en Egypte (en Jemen en misschien – hopelijk – zelfs Saoedi-Arabië) tegen deze achtergrond worden bekeken. Als de situatie zich uiteindelijk stabiliseert en de oude regimes met wat liberale cosmetische ingrepen aan de macht blijven, zal dit resulteren in een fundamentalistische tegenstroom die niet meer te houden is. Om de echte liberale nalatenschap te laten overleven hebben liberalen hulp nodig van radicaal links.

Terug naar Egypte: de meest schandalige, maar ook gevaarlijk opportunistische reactie kwam van Tony Blair op CNN: verandering is noodzakelijk, maar het moet stabiele verandering zijn. In het hedendaagse Egypte kan ‘stabiele verandering’ alleen een compromis met het kamp van Mubarak betekenen, waarbij de regerende elite enigszins wordt uitgebreid. Daarom is het obsceen om nu te praten over een vreedzame overgang: door zijn eigen onderdrukking van de oppositie heeft Mubarak die zelf onmogelijk gemaakt. Toen hij het leger op de demonstranten afstuurde, werd duidelijk dat de keuze was tussen cosmetische veranderingen – waarbij alles bij het oude blijft – of een werkelijke breuk met het verleden.

Leave a Reply

 

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.