Middle EastWest

Het jaar van de boemerang? Frantz Fanon en de Arabische opstanden

By Friday 15 April 2011 One Comment

In 2011 is het vijftig jaar geleden dat het boek Les Damnés de la Terre van Frantz Fanon werd gepubliceerd. Volgens Fatin Abbas getuigen de opstanden die onlangs zijn losgebarsten in Noord-Afrika en het Midden-Oosten van de visionaire kracht van Fanons werk en de blijvende relevantie ervan.

Vijftig jaar geleden, in 1961, publiceerde een jonge psychiater uit Martinique genaamd Frantz Fanon Les Damnés de la Terre [in Nederland verschenen als De verworpenen der aarde], een politiek traktaat dat in de jaren die volgden het handboek zou worden van revolutionairen uit de hele wereld, van Ché Guevara in Zuid-Amerika tot Steve Biko in Zuid-Afrika. Toen hij het boek schreef, werkte Frantz Fanon als psychiater in Algerije, dat destijds in de greep was van een langdurige en bloedige revolutie. In 1954 was het Algerijnse volk massaal in opstand gekomen tegen het Franse koloniale bewind dat hen meer dan een eeuw met geweld had overheerst. De Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog duurde acht jaar en eindigde in 1962 met de verdrijving van de Fransen. De oorlog werd bekend als de “Oorlog van Eén Miljoen Martelaren” omdat er zeer veel Algerijnen waren omgekomen.

De volksopstanden die in de afgelopen maanden door Noord-Afrika en het Middden-Oosten raasden (eerst in Tunesië en daarna onder meer in Egypte, Libië en Bahrein) doen niet alleen denken aan de heroïsche strijd voor onafhankelijkheid uit de jaren vijftig en zestig in Algerije en de rest van de gekoloniseerde wereld, ze getuigen tevens van de visionaire kracht van Fanons Les Damnés de la Terre. Ten tijde van de publicatie werd het boek gepromoot als een “een onderzoek van een neger-psychoanalyticus naar kolonialisme en racisme in de wereld van vandaag.” Maar Fanons werk was veel meer dan dat. Inderdaad wijdde hij een deel van het boek aan de schadelijke effecten van het koloniale racisme en de meest effectieve manieren waarop de gekoloniseerden zich tegen hun onderdrukkers konden verzetten, maar een groot deel van het werk diende als waarschuwing voor de corruptie van de regimes die na de onafhankelijkheid met labels als “nationalisme”, “pan-Afrikanisme” en “pan-Arabisme” aan de macht zouden komen.

Een belangrijk doelwit van Fanons vernietigende kritiek waren de door hun eigen macht opgeblazen dictatoriale leiders van na de onafhankelijkheid. Fanon benadrukte herhaaldelijk wat hij de “schadelijke rol van de leider” noemde en waarschuwde dat “in bepaalde regio’s de partij is georganiseerd als een bende waarvan het gemeenste lid het leiderschap op zich neemt.” In zijn karakteristieke droge stijl waarschuwt hij voor de excessen van de macht. “Het woord leider komt van het werkwoord ‘leiden’, in het Frans ‘drijven’. Maar de drijver van mensen bestaat niet meer. De mensen leven niet langer in kuddes en hoeven niet te worden opgedreven. Als de leider mij opdrijft, wil ik dat hij weet dat ik op hetzelfde moment hem aan het opdrijven ben.” Het is zeker zo dat de egoïstische, grootheidswaanzinnige en moordlustige gedragingen van dictators als Hosni Mubarak en Muammar Khadaffi in de afgelopen maanden Fanons vroege waarschuwing bevestigen dat “de natie niet door een grote baas moet worden geleid.”

Fanon voorzag ook de ondersteunde rol van de westerse machten bij corrupte regimes. Hij voorspelde dat ze hun belangen in de Derde Wereld zouden blijven veiligstellen door een cliënt-relatie aan te gaan met plaatselijke stromannen. Hij dacht dat hierdoor het ontstaan van echte democratieën zou worden belemmerd en dat daardoor de bevolking nog steeds zou worden overheersd. Ook hierin kreeg hij gelijk; het is geen toeval dat de regimes (met uitzondering van het regime van Khadaffi, niet toevallig ook de enige tegen wie het Westen tot nu toe in actie is gekomen) die in de afgelopen maanden het doelwit zijn geweest van protesten allemaal bondgenoten zijn van de westerse machten, vooral van Amerika.

Maar Fanons belangrijkste inzicht was uiteindelijk dat hij de cruciale rol zag die de gewone mensen kunnen spelen als ze hun onderdrukking van zich af willen werpen. Hij schreef: “Hoe meer de mensen begrijpen, hoe alerter ze worden, des te meer gaan ze beseffen dat alles van hen afhankelijk is en dat solidariteit hun redding is.” Fanons geloof in de massa’s, in hun vermogen om tegen onderdrukking te strijden, ontleende hij aan zijn ervaringen in Algerije, waar hij zelf had gezien hoe gewone mensen zichzelf mobiliseerden om tegen de Fransen te vechten. Zijn beschrijvingen van de Algerijnse menigten doen in opmerkelijke mate denken aan de huidige beelden uit Tunesië, Egypte en Libië: “Het Algerijnse volk, dat verhongerde […] massa’s mannen en vrouwen […] heeft de tanks en de vliegtuigen weerstaan, de napalm en de psychologische oorlogvoering, maar bovenal de corruptie en de hersenspoelingen, de verraders en de ‘nationale’ legers.”

Een zwarte man uit Martinique, opgeleid in Frankrijk, die zich aan het einde van zijn leven een Algerijn voelde (hij verwijst in Les Damnés de la Terre vaak naar zichzelf als Algerijn) – Fanon was het toppunt van de ‘kosmopolitische intellectueel’, lang voordat die term in zwang kwam. Maar Fanon theoretiseerde niet alleen over de revolutie, hij nam ook eraan deel. Hij verbond zijn lot met dat van de mensen over wie hij schreef, werd revolutionair en sloot zich aan bij het Front de Libération Nationale (FLN), de Algerijnse verzetsbeweging die het voortouw nam in de opstand tegen de Fransen. Maar toen de leiders van de FLN in 1962 de macht overnamen en het land onafhankelijk werd, sloegen ze Fanons vooruitziende waarschuwing uit Les Damnés de la Terre spijtig genoeg in de wind. De nieuwe natie stortte zich in chaos en burgeroorlog. Tegenwoordig is Algerije een van de vele landen in Noord-Afrika waar het volk opnieuw op het punt staat om in opstand te komen.

Fanon heeft niet meer meegemaakt dat de Algerijnen van de Fransen werden bevrijd. Hij overleed in 1961, hetzelfde jaar waarin Les Damnés de la Terre werd gepubliceerd, op zesendertigjarige leeftijd. Maar ondanks zijn korte leven klinken zijn woorden nog steeds door; nu, vijftig jaar later is hij nog steeds een woordvoerder van de verworpenen der aarde.

Fatin Abbas is geboren in Soedan en woont in de Verenigde Staten. Ze is promovendus en docent  Vergelijkende Literatuurwetenschappen aan Harvard. Ze schreef voor The Nation over Afrika en het Midden-Oosten. Haar eerste film, de documentaire Mud Missive, werd opgenomen in de Sudanese hoofdstad Khartoem.

One Comment

  • Ed Hollants says:

    Op zich leuk stukje jammer van het volgende:

    “het is geen toeval dat de regimes (met uitzondering van het regime van Khadaffi, niet toevallig ook de enige tegen wie het Westen tot nu toe in actie is gekomen) die in de afgelopen maanden het doelwit zijn geweest van protesten allemaal bondgenoten zijn van de westerse machten, vooral van Amerika.”

    Het lijkt erop dat de schrijver hier iets teveel een eigen anti-amerikanisme laat klinken. Naast Libië zijn er ook al weken opstanden in Syrie waar je het regime toch moeilijk een bondgenoot van de VS kunt noemen en kijk je iets verder dan de Arabische wereld dan zijn er ook opstanden in Iran. Voorts rommelt het ook in de Palestijnse bezette gebieden zowel in de door Abas en consorten bestuurde Westbank (pro VS) als wel de Gaza strook (anti VS).
    Je zou dus kunnen stellen dat het pro of anti VS karakter er weinig toe doet.
    Verder is het beter altijd te schrijven Noord Amerika en niet Amerika. Zuid Amerikanen storen zich daar vaak aan.

Leave a Reply

 

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.