🇳🇱 NederlandsCultureDiversityTolerance

Geen gewone Chinezen

By Monday 27 January 2020 No Comments

Auteur Carla Tjon heeft een essay geschreven in opdracht van Verhalenhuis Belvédère dat onlangs op maandag 16 december is gepresenteerd. Het is getiteld: ‘In van god verlaten oorden – Shenzhen, Hongkong, Paramaribo, Den Haag, Rotterdam’ en is het derde essay in een reeks. Een fragment uit het essay.

Boekpresentatie op 14 februari om 17.30 uur in boekhandel Van Gennep, Oude Binnenweg 131 in Rotterdam

Zelfs als een oorlogskind, zoals mijn vader, zijn eigen vader had verloren en opgroeide met een analfabetische moeder die niet de gave had om verhalen tot legendes op te blazen, dan waren er altijd nog ooms, zijn familiedorp, een hele clan die hem herinnerde aan z’n Hakka-afkomst.
Een prominente markering in die geschiedenis is hun stamdorp, gesticht in 1783 in de ongerepte uithoeken, maar minst verleidelijke gronden van Kanton, aangezien de veelbelovende plekken al waren ingenomen door voorgangers die zich tot autochtone Kantonezen hadden bevorderd.
Na twee eeuwen bewoning lag het stamdorp Wong Lai Foe er verlaten bij. Op een paar erfgenamen na waren ze overzee gaan wonen. Clanleden die tijdens de communistische machtsovername naar Kantonees-sprekend Hong Kong overliepen, werden onder Britse heerschappij geregistreerd met de familienaam Cheung, bij Mandarijnsprekende ambtenaren als Chang of Zhang, in Singapore droegen ze de naam Chong, in Suriname onder Nederlands bewind werd het Tjon. Hun boerendorp verdronk in dertig jaar voor de bouw van een stuwmeer in de periferie van Shenzhen.
Ook het geboortedorp van mijn moeder – Chi Wu – heeft niet lang meer om gulzig opgeslokt te worden door de megastad, om dienst te doen als buitenwijk.


Mijn moeder kon het nooit laten me te waarschuwen voor ‘die vastelanders’ bij elke reis die ik voorbereidde in de afgelopen vijfentwintig jaar naar de verdwijnende dorpen in Shenzhen.
Mijn neven en nichten in Hong Kong deelden haar ongerustheid. “Ze zijn geldbelust, luidruchtig en onbehouwen,” hoorde ik ze dan zeggen.
Hun woede over China is tijdens de aanhoudende protesten in Hong Kong nog verder uitvergroot. Facebook werd in de eerste jaren van zijn bestaan een uitlaat om video’s te posten van ruzies tussen Chinese toeristen en Hongkongers. Opwinding was er ook over zwangere vastelandvrouwen die over de grens kwamen naar hun ziekenhuizen om te bevallen; de vastelandbaby’s zouden als in Hong Kong geboren burgers later hun scholen bevolken. Het commentaar over gebrek aan fatsoensnormen sloeg in tien jaar tijd om tot minachting over de vasteland-Chinezen.


Mijn nu 36-jarige nicht Ka vertelde tijdens de Paraplu-demonstraties dat de huizenprijzen in Hong Kong zo gegroeid zijn dat jongeren zich nauwelijks kunnen veroorloven een eigen flat te huren, laat staan er een te kopen. Een partner heeft ze niet, een gezin stichten zal er niet van komen. Van het geld dat ze verdient als grafisch ontwerper reist ze regelmatig over de wereld om aan de hectiek van Hong Kong te ontsnappen. Ze woont nog bij haar ouders en een jong neefje op nog geen 40 vierkante meter. Natuurlijk is ze niet van plan om in een ruimte met de omvang van een autoparkeervak voor omgerekend 200.000 euro te kopen. Dat zulke krappe flats onbetaalbaar zijn geworden, zou te wijten zijn aan rijke vastgoedbezitters die zoveel grond hebben opgekocht dat zelfs koeien dakloos zijn geraakt aan de randen van Hong Kong. Op het eiland Lantau hebben de nieuwe grondeigenaren hele kuddes losgelaten. De koeien zwerven bedelend over straat, op zoek naar eten uit vuilcontainers.

De bron van de onvrede in Hong Kong, zegt mijn neef Phil, zijn de frustraties over de inperking van vrijheid. Het verbaast mij niet dat hij voor een internationaal Hong Kong is, met een vrije economie zonder politieke restricties. Communisme en socialisme passen volgens hem niet in Hong Kong. Phil werkt voor een Engels advocatenkantoor dat multinationals tot zijn klantenbestand rekent. Het één-land-twee-systemen-Hong Kong heeft een rechtsstelsel en overheidssysteem geërfd van Britse bestuurders, met een parlement dat van oudsher is vertegenwoordigd door een elite van voornamelijk zakenlui en advocaten. Phil is net als ik in 1966 geboren, de generatie die nog een eigen woning heeft kunnen kopen. Hij spreekt vloeiend Hakka, al vent hij dat nooit uit. In Hong Kong is Hakka zijn bovendien nooit echt cool geweest. Tijdens zijn bruiloft wisten zijn schoonouders pas dat Phil uit een Hakka-gezin komt.

Kantonees zijn en spreken beheersen de levens van Phil en Ka. Hun bestaan en identiteit zijn verbonden aan de stad Hong Kong, niet aan de Hakka-afkomst van hun ouders die naast de deur ligt in Shenzhen. Ook al delen ze dezelfde etniciteit als de vastelanders, Hong Kong-Chinezen onderscheiden zich cultureel en politiek van de vastelanders. Ze hebben hun eigen cuisine, design, muziek, films en vrijzinnigheid, de rumoer in hun shopping malls en woontorens, de noedels en de romantiek van Wong Kar Wai’s ‘In the mood for love’, drama’s van een andere orde dan op het vasteland China. En die vrijmoedige cultuur zal verdwijnen als Hong Kong over een kwart eeuw definitief China wordt, vrezen ze.

In Shenzhen daarentegen hebben achtergebleven familieleden vooruitgang ondervonden. Hun oude, tochtige huizen werden vervangen voor moderne huizenblokken. Neef Wui Kong uit Wong Lai Foe, het dorp van de Tjon-clan, werd dorpshoofd toen bijna alle ooms naar het buitenland verdwenen. En zo bleven de armste clanleden achter in een vervallen dorp. Toen Wong Lai Foe in 1996 onder water zou verdwijnen voor de bouw van een stuwdam, moesten de dorpelingen gedwongen verhuizen naar een plek waar de massagraven lagen van naamloze oorlogsslachtoffers, “waar de geesten rusteloos dwalen”, zeiden ze.
De overheid gaf de dorpelingen weinig keuze en uiteindelijk stemde dorpshoofd Wui Kong in. De clanleden werden gecompenseerd met riante huizen. Wui Kong woont nu gelukzalig met al z’n zeven zonen in een woning van kasteelformaat, acht verdiepingen hoog.

Aan de andere kant van het familiespectrum woont oom Frank, de nu 74-jarige zoon van Tjon Tsoe Jin, in Paramaribo. Het moet zo’n zeven jaar geleden zijn dat hij me een disc gaf waarin het stamboekboek van de familie was opgeslagen. Veertig generaties voorouders hielden hun namen bij voor het nageslacht, een databank van in inkt gekalligrafeerde karakters waarin wanhoop noch vreugde is af te lezen.
Er is een levendige herinnering aan hun vastberadenheid overeind gebleven, en dat is hun eigen taal. De oudste Chinese taal, zeggen Hakka in volle overtuiging, want voorouders boden weerstand tegen de spraak van indringers, al sinds 1261 toen zij weigerden te leven onder de Mongoolse heerschappij van Kublai Khan, waarna ze zuidwaarts trokken, op zoek naar nog te ontginnen landerijen.

Met het stamboomboek onder de arm, zocht ik met mijn Surinaamse oom Frank twee jaar later de stamdorpen op in de zuidelijke provincies Fujian en Guangdong. Bij elk stamdorp werden we hartelijk onthaald met lekker eten, bij elke rondgang door het dorp eindigden we bij de donatiepot in de tempel. Al zeker drie decennia trekken de stamdorpen horden overzeese familie aan. Met hun donaties hebben de dorpelingen klimaatbestendige huizen kunnen bouwen en hyperdynamische landbouwmachines en dito auto’s aangeschaft. Familieverwantschap blijkt een winstgevend verdienmodel geworden.
Maar wij, de overzeese leden, behoren natuurlijk tot de buitenstaanders. Ook mijn ouders, geboren in die dorpsgemeenschappen, vallen er net zo goed buiten. Wie naadloos in een gemeenschap hoort – de nooit vertrokken autochtone bewoner – krijgt geen vragen over wie die is en waar die vandaan komt, die hoeft zich niet te verantwoorden voor z’n vanzelfsprekendheid. Pas als je aanwezigheid niet vanzelfsprekend is, dan komt de kwestie identiteit aan de orde.

Familie, gemeenschap of religie als kapstok voor identiteit, verdwenen bij het intreden van de moderne tijd. Een luid verkondigde trend in Nederland werd de fluïde identiteit; de voortzetting van de maakbare mens als ideologie. Momenten in de geschiedenis lijken ook nog aan willekeur en sentiment onderhevig; constructies die naar believen kunnen worden ingevuld, waarin je je veilig kunt voelen of verschuilen, waarin je je onderscheidt en je afzet tegen de ander.

Tegenover neef Wui Kong, opgegroeid in een China dat al het oude heeft afgebroken om de weg vrij te maken voor een herboren natie, zijn er nichten en neven als Ka en Philip die zich afkeren van het achterland China en zich identificeren met Hong Kong, een stad die historisch getekend is door een strijd van Chinese soevereiniteit en Britse overheersing.
Oom Frank, die tijdens zijn studentenjaren in Nederland uiteindelijk koos terug te keren naar zijn geboorteland Suriname, begon bij het naderen van z’n zeventigste jaar ineens het Chinese schrift te leren. Hij kon het niet anders uitleggen dan dat hij nieuwsgierig werd naar een deel van zichzelf dat hij bijna zijn hele leven heeft genegeerd. Het bezoek aan de stamdorpen was zijn eerste reis naar het geboorteland van zijn vader.

De ene variant van identiteit is er een van keuze, een verhaal dat past bij hoe je jezelf wilt zien, waar je controle over lijkt te hebben: het geloof in de selfmade individu, het maakbaarheidsgeloof dat goed vertegenwoordigd was toen wij van Suriname verhuisden naar het Nederland van 1975. De vernieuwingsdrang in het onderwijs was op gang, met individuele ontplooiing en onafhankelijk denken als hoogste goed. Het eerste half jaar vertoefde ik als negenjarige in wat nu een kunstmagneetschool heet. Zes maanden lang was ik in de weer met Playmobile-poppen, houten blokken, poppenhuizen, barbies en Legostenen, totdat we naar een andere wijk verhuisden en ik in een Montessori-schoolklas losgelaten werd om eindelijk weer te rekenen, te lezen en te schrijven, op eigen tempo weliswaar. In de daaropvolgende jaren werd ik uitgelokt iets te vinden over dit en dat; een mening paraat te hebben, aangespoord commentaar te leveren, om mijn ik tot wasdom te laten groeien.

De andere variant van identiteit is het continue aanslibben van steeds veranderende situaties die je in verschillende fasen van je leven vormen.
Vóór onze verhuizing naar Nederland bevond ik me nog in de entourage van een katholieke meisjesschool Elizabeth I in Paramaribo, mét de schijn van Nederlands onderwijs. Daar stond een centrale kapel er uitnodigend bij: kom en bid! In de vroege ochtenden doolden de Nederlandse nonnen in hun witte gewaden rond. Op het schoolplein hing om acht uur de vlag klaar om quasi-wapperend aan de stok gehesen te worden, waarna ik, samen met alle schoolmeisjes in uniform, strak in de rij het volkslied zong: “God zij met ons Suriname”.
Meisjesschool Elizabeth I handhaafde nog de ouderwetse tucht en orde: een houten liniaal waarlangs afstanden gelezen en lijnen getrokken dienden te worden, was er even goed om ongehoorzame meisjes op hun vuile nagels te tikken. De schoolbordenwisser die schoolborden behoorde te wissen, kon zowaar door het lokaal vliegen richting een rumoerige leerling.

Op jongensscholen ging het niet anders, vertelde mijn dierbare vriend André. Zwarte onderwijzeressen trokken onoplettende jongens aan de oren en scholden hen uit voor ‘neger’. Later heb ik andere Surinamers horen zeggen dat het strenge schoolbewind een overblijfsel was van de slaventijd, geïmplementeerd door overheersers om onderdanen in de kolonie onder de duim te houden. Terwijl Nederland burgerlijk ongehoorzaam werd, in een tempo van drie decennia nozems en hippies inwisselde voor anarchistische punks en krakers, was de grootste ontworsteling in Suriname zich af te scheiden van de kolonisator.

Nu ben ik afgedwaald naar Suriname, terwijl de vraag om aan deze publicatie te schrijven luidde: waarom worden Chinezen slecht begrepen? Het deed me denken aan de goed gesoigneerde jurist die ik ooit sprak. Typetje rode broek, een wit overhemd met bretels erover, die Surinamers gezellig vond, zulke lollige feestvierders. Terwijl, toen hij in China reisde, hij niks snapte van dat volk. Hoe komt dat, vroeg hij. Bij gebrek aan een primaire reactie, moest ik hem teleurstellen: ik had geen antwoord. Tenslotte ben ik maar een nep-Chinees. Bovendien, als ik me conform de maakbaarheidsideologie los heb gezongen van een groepsidentiteit, hoe zou ik miljarden Chinese individuen moeten kenmerken? Zijn Chinezen voor het gemak dan maar een eenvormige groep?

Verschillen in communicatie, ligt daar de crux in het wel of niet begrijpen? Impliciet tussen de regels door of expliciete duiding, de harmonie willen bewaren of polemiek voeren. Beide stijlen kunnen verkeerd uitpakken.
Met verhalen communiceren we en proberen we vat te krijgen op wat we de werkelijkheid noemen. In de tot norm verheven westerse heldenverhalen worden boegbeelden ingezet, helden die op dilemma’s stuiten, naar redding zoeken, dan wel de strijd overwinnen. Er wordt verondersteld dat lezers en schrijvers behoefte hebben aan leidende karakters, zich willen identificeren met persoonlijkheden die ze aan de hand meenemen. Om verhalen te vermarkten, zou je ze in oneliners moeten kunnen vertellen. Maar de complexe werkelijkheid dient zich aan in een chaotische samenloop van gebeurtenissen, zonder logica, uitkomst of verlossing.

De werkelijkheid is dat je van alle kanten bestookt kunt worden met geopolitieke analyses, met simplificatie van allerlei kwesties die zich over de hele wereld afspelen. Kijk, schreeuwen de beelden en berichten: mensenrechten worden geschonden in die monsterlijke dictaturen. Vanuit mijn luie stoel kan ik mij zowaar moreel verontwaardigen over wat zich aan de andere kant van de wereld afspeelt, opgehitst worden door kranten en digitale media die informatie weglaten en inkleuren, aangevuld met de meningen van opiniemakers, vrienden, familieleden en aanverwanten.
We houden ons voor dat de staatsgecontroleerde media zichzelf diskwalificeren en dat onze westerse media vrij en onafhankelijk zijn, de werkelijkheid niet manipuleren.

De overweldigende informatiestromen waarmee we nu overspoeld raken, bieden alleen geen zekerheid meer over wat waarheid is. Er rouleren tegenstrijdige berichten over de demonstraties in Hong Kong. Vlak na de berichten over de demonstranten die het vliegveld bezet houden, vraag ik Ka of dat niet problematisch wordt voor de internationale bereikbaarheid van Hong Kong. Ka raakt door mijn vraag ervan overtuigd dat ik nepnieuws krijg. Volgens de newsfeeds die zij volgt, bestaan er geen militante demonstranten in Hong Kong, alleen vreedzame. De militante protesteerders over wie ik lees, moeten volgens haar politiemannen zijn die zich voordoen als burgers om de demonstraties in diskrediet te brengen.

Haar reactie vertelt me dat informatie en verhalen die we maken en ontvangen onbedoeld dan wel doelbewust wapens kunnen worden in een ideologische strijd. Een eenduidige waarheid dient de gemakzucht, waar goed tegenover kwaad staat. Door de polarisatie die zich in Hong Kong heeft uitgerold, word je verdacht als je met een alternatief geluid of bron komt aanzetten; je zou weleens gehersenspoeld kunnen zijn door propaganda.

Maar de werkelijkheid trekt zich niets aan van onze meningen. Al worden verhalen weggelaten, hebben ze geen gezicht bij gebrek aan een boegbeeld, of zijn ze domweg niet zichtbaar voor het menselijk oog, vroeg of laat dringen ze zich op in een nieuwe werkelijkheid. Het bestaan van mensen die er niet toe deden, die zich niet profileerden en naar de marge werden geschoven, zijn nu deel van een wereldorde en realiteit die niet weg te denken zijn. Te midden van politieke rumoer en armoede zochten ze een uitweg, pakten ze hun levens op in nieuwe omgevingen.
Slachtoffers werden winnaars dankzij hun veerkracht, winnaars bleken bruten, waardeloze boerengehuchten werden dure stadswijken. De wereldstad Hong Kong barst nu uit z’n voegen en het kale Rotterdam, waar ik naar terugverhuisde in de politiek roerige tijden vanaf 2001, werd een lichtend voorbeeld van stadsontwikkeling in Nederland. Nieuwe werkelijkheden laten ons anders naar de wereld kijken.

Onze geschiedenissen zijn wereldwijd met elkaar verweven; ontmoeting, uitwisseling of botsing dwingen ons op het pijnlijke af te leren hoe we ons tot elkaar, tot ons verleden, heden en toekomst moeten verhouden. Blijven we verdeeldheid zaaien of gaat het als wereldgemeenschap lukken de grote problemen van onze tijd, waar we machteloos tegenover staan vanuit onze eigen loopgraven, aan te pakken?
In tijden van epidemische crises, burn-outs, depressies en uitputting van mens en natuur is er grote behoefte aan een nieuw elan. In het westen heeft het geloof in ongebreidelde vrijheid, consumptie en de maakbaarheid van een ‘ware ik’ aan glans verloren. Nu luidt het dat we vastgelopen zijn, te beginnen in het ‘zelf’, dat we maar een samenraapsel zijn van tegenstrijdige acties en emoties. Controle over je eigen geluk was het uithangbord, een advertentie voor de hyperindividu met hooggespannen verwachtingen. Maar op de ware ik is heel wat af te dingen; we veranderen continu. Dat is niet anders voor samenlevingen en hun ideologie, al lijken die hardnekkig vast te houden aan hun vijandbeelden. Het streven naar een leven in vrijheid om jezelf te vinden, met een beroep, studie en een liefde die bij je past, heeft de hyperindividu overspannen gemaakt. Met invloeden uit het oosten – in mindfulness, yoga, meditatie en religie – zoekt de westerse mens naar bevrijding.

Carla Tjon (Paramaribo, 1966) werkt als auteur en zelfstandig onderzoeker met name in opdracht van culturele, internationale en media organisaties. Carla is geboren in de kleine Chinese gemeenschap van Paramaribo. Haar ouders waren van China naar Suriname verhuisd, vanwege het regime van Mao Zedong. Daar startten ze een kruidenierswinkel. in 1975, vlak na de onafhankelijkheid van Suriname, vertrok het gezin naar Nederland. Carla kwam naar Rotterdam vanwege haar studie aan de kunstacademie en later bij Kunst- en Cultuurwetenschappen aan de Erasmus Universiteit.

Het essay ‘In van god verlaten oorden – Shenzhen, Hongkong, Paramaribo, Den Haag, Rotterdam – een erfenis van overzeese expansie – verkrijgbaar in een select aantal Rotterdamse boekhandels en in Verhalenhuis Belvédère aan de Rechthuislaan 1 in Rotterdam-Katendrecht. U kunt tegen verzendkosten ook de publicatie per post bestellen.

Bestel hier via mail:
[email protected] Geef uw naam en adresgegevens aan.
 
ISBN no. 978-90-810602-6-4 /
1e druk / december 2019 / Carla Tjon / Nederlands / 64 pagina’s
Soft cover, garenloos gebrocheerd / 24 x 16,5 cm / 64 pag. / geillustreerd
Prijs € 15,00 (excl. verzendkosten).
Uitgave Verhalenhuis Belvédère

De essay te bestellen: . http://www.belvedererotterdam.nl/nieuw-essay-3-door-carla-tjon/: