MigrationPolitics

Na Van Gogh – Hoeveel hype kan deze samenleving nog verdragen?

By Sunday 8 June 2003 No Comments

Het bericht van de moord op Theo van Gogh heeft ook Teheran bereikt, de wolken openen zich, de hemel van Teheran huilt om de aanslag op vrijheid in Amsterdam.
Ach Hollandse vrienden, jullie moesten eens weten hoe ruim het publieke domein van Nederland is. Hier is het zwaar ademen in atmosfeer van Islamitische Republiek, je leert als schrijver, dichter of filmmaker de vrijheid van meningsuiting werkelijk te waarderen.
Ik ben in Iran op zoek naar verhalen voor een boek over Iran. Mijn personages, de tv-ster, de Soldaat van Islam die nu een liberale technocraat geworden, de moslimfeministe hoogleraar, de yup met eigen advertentie bureau en alle anderen waren droevig om Theo van Gogh.
Hier is het zwaar ademen in atmosfeer van de Islamitische Republiek, weinig schrijvers, dichters of filmmakers durven de smalle grenzen van het regiem te doorbreken, maar velen dromen elke nacht van rebellie. Hier hebben ze een tekort aan dwarse figuren zoals Van Gogh, ze kunnen ook nauwelijks mijn geklaag over de Hollandse overmaat aan polemiek tegen Islam vatten. “Hoe kan jij, zo kritisch over de Islamitische Republiek, en tegelijkertijd zo overbezorgd over jonge Islamisten in Nederland zijn?”. Ik geef het uitleggen gauw op. Wie met twee werelden omgaat is enkel door lotgenoten te begrijpen.

Op afstand hoorde ik dat Nederlandse moslims (vooral de bekende gezichten) in rij staan om de terreurdaad te veroordelen. Altijd heb ik het een afschuwelijke plicht gevonden, dat een onmenselijk aanslag of gedrag te moeten veroordelen. Alsof je zou moeten bewijzen dat je niet tot de potentiële daders behoort, bewijzen dat je vrij bent ben van het beestachtige, bewijzen dat je een gewoon en vreedzaam mens bent.

Maar het moet nu gezegd en ik zeg het diep uit mijn hart en met veel verdriet, uit een onvrij Iran, waar elk dag weer een intellectueel, journalist of weblogger of artiest wordt opgepakt:
“De moord op van Gogh is een dieptrieste gebeurtenis voor Nederland, maar ook voor alle vrijheidstrijders, wereldwijd.”

In het post 11e september tijdperk zegeviert het grofmazig denken : ‘de’ Islam – ‘het’ westen. En zulk afschuwelijke gebeurtenissen, in onze mooie Amsterdam, maakt het niet makkelijker op om met een nuchter blik onze nationale koers te bepalen in huidige stormachtige wereldoceaan.
Het gebrek aan nuchterheid is te merken in de reacties, die zijn vaak ongeloofwaardig stoer: “Wie het hier niet bevalt mag oprukken. Ook gooien met bombastische oer-Hollandse metaforen is populair: “We hebben een deltaplan nodig!”. Wat dat plan moet inhouden mag Joost weten.

Wat Nederland nu nodig heeft is geen zelfbevestigende retoriek, maar zelfkritiek en kritische blik naar de toestand waar wij, allochtoon en autochtoon, moslim en atheïst in terecht zijn gekomen. Hoe hebben we ons door de Bin Ladens van deze wereld zo gek laten maken?
Hoe onze samenleving zich verder gaat ontwikkelen hangt samen met hoe kritisch durven de publieke intellectuelen en vooral de mediamakers te kijken naar de huidige hype-cultus. Een cultuur dat zij de ultieme dragers van zijn .

Natuurlijk, de verleiding is groot om te volharden in eigen standpunten. De aanhangers van de vijfdecolonne theorie – dat is tegenwoordige een breed coalitie van ex-CPN journalisten tot ex-gereformeerde publicisten – kunnen van Gogh’s dood als ultiem bewijs voeren voor de zorgen dat zij met van Gogh deelden over de opkomst van radicale Islam in Nederland.

Degene die – zoals ik en nog een boel anderen – hebben in de laatste jaren gewaarschuwd voor de nieuwe oriëntalisten en ontstaan van Islamofobia en vijandelijk sfeer jegens moslims kunnen zeggen: “Zie je wel, de haat heeft zijn gewapende tegenpool gebaard!.”

Zo kan ieder partij zijn eigen feestje voeren en zijn eigen gelijk halen uit dit afschuwelijke moordaanslag. Maar er ligt een lijk op de grond, een mens baad in eigenbloed, enkel om zijn films en zijn woorden. Deze sombere dagen naar eigen standpunt een ogenschijnlijk heldere invulling en draai te geven is een koud kunstje, en erg verleidelijk. Want ieder parochie zit te wachten op de geruststellende woorden van zijn eigen dominee. Te horen dat eigen doctrine ’s geen herziening nodig hebben, dat we juist moeten volharden op ons weg. En zo zal de moord van van Gogh olie op het vuur van polemisten kunnen zijn en de natie – nog verder – uit elkaar kunnen scheuren.

Wat mij betreft is de trieste dood van van Gogh een aanleiding tot stilte, tot overdenken, ja, tot bezinnen. We maken in drie jaar twee politieke moorden mee. Fortuyn in 2002 en nu van Gogh in 2004. In beide gevallen is er en hyperfocus op de latere slachtoffers en hun standpunten door de media de kogel vooraf gegaan. Het geval van Fortuyn is bekend, op geen enkel tv- net kon je om Fortuyn heen in de laatste dagen van zijn leven.
Ook wat betreft van Gogh’s korte film Submission, was de hype niet te ontlopen, begonnen in deze krant met vooraankondiging op voorpagina in koeletters, en opgepakt door tv en radio netten.

Ik vergeet nooit de zeer geïrriteerde stem van een radio journalist die wilde – “in godsnaam” – weten waarom ik niet tijd vrij wou maken voor een radiodebat over deze film. “Ik vind de campagne een slechte kopie van Rushdies affaire en de film een slechte kopie van het werk van de in balling levende Iraanse videokunstenaar Shirin Neshat, zowel Rushdi als Neshat zijn mij te lief”, antwoordde ik hem. Maar kon toch niet voorstellen dat ik zulk actueel thema ontliep.

Media aandacht maakt mensen kwetsbaar. De hype en overexposure blaast de bijbehorende hoofdrolspeler op tot een reus. Deze media reuzen, zijn vooral gevreesd en gehaat door die deel van de samenleving die zich enkel als het stille object van het debat en de geslagen hond zien, degen die zich tot marge veroordeeld voelen.
Dat was de ene keer een radicale dieren en milieu activist, en deze keer (waarschijnlijk) een radicale moslim immigrant.

Onze samenleving zult ongetwijfeld verknipte personen blijven produceren, en de extreme excessen zullen we nooit volledig uit ons geliefde land kunnen uitroeien. Wel zijn er twee fundamentele vragen dat we juist op deze dagen na het verlammende bericht van deze week ernstig tot ons moeten nemen:
1. Hoeveel hysterische kudde gedrag van de media, politiek en publieke intellectuelen kan een samenleving verdragen. Oftewel hoe schadelijk is voor de geestelijke welzijn van een samenleving een massale en homogene issue journalistiek en prime time tv focus.
2. Hoe maken we de kring van gemarginaliseerden in het publiek debat kleiner, hoe zorgen we voor een zorgvuldige uitvoering van de heilige journalistieke wet: hoor en wederhoor. Zodat er steeds minder individuen zich kunnen beroepen op hun plaats in de marge, en daarmee de tragische overgang van de menselijke tot zulks beestelijke daden te kunnen rechtvaardigen.

Mijn condoleance gaat vanzelfsprekend in de eerste plaats naar de familie en geliefden van Theo van Gogh, maar ook naar algehele vrede en vrijheid liefhebbende Nederlandse volk.

Shervin Nekuee

Shervin Nekuee

In de afgelopen jaren is hij als essayist, publicist en debat programmamaker werkzaam. Zijn hoofdonderwerp is de multiculturele samenleving en dan vooral de culturele en sociale aspecten hiervan. Ook is hij als schrijver en programmamaker zeer betrokken met politiek en culturele ontwikkelingen in het Midden-Oosten, in het bijzonder in Iran.Hij publiceert regelmatig in NRC, de Volkskrant en Trouw. Voor zaal de Unie, het debat podium van Rotterdams Kunst Stichting, maakt hij tussen 2001-2006 programma’s rondom stedelijk, nationaal en internationale trends en vraagstukken. Tevens is hij medeoprichter van het blad EUTOPIA. EUTOPIA is een internationaal georiënteerde Nederlandstalige podium voor politiek en cultuur met een zware accent op multiculturele dilemma’s in Europa. Hij schreef recentelijk een literaire non-fictie over Iran na 25 jaar Islamitische bewind. Het boek heeft “de Perzische paradox” als titel en verschijnt op 8 juni bij uitgeverij de Arbeiderspers. Hij is op zijn negentienjarige leeftijd uit Iran gevlucht, omdat hij niet deel wilde nemen aan de oorlog met Irak. Tussen 1990-1996 heeft hij sociologie gestuurd aan de Universiteit van Utrecht. Aan hetzelfde universiteit is hij van 19996 t/m 2001 verbonden geweest als wetenschappelijke medewerker van onderzoeksunit European Research Centre on Migration and Ethnic Relations (ERCOMER).