Middle EastWorld

Dubai: de metropool en de opkomst van de architectonische verbeelding

By Tuesday 1 May 2007 No Comments

Architectonische fantasie


Droomwerelden ontstaan uit fantasieën. In de architectuur leidt fantasie tot projectie en constructie van een omgeving die het oog moet verrassen. De realiteit is onderwerp van analyse en de toekomst wordt dichter bij gebracht. In zekere zin is fantasie het kernbegrip van alle architectuur. Architectonische ontwerpen zijn altijd speculatief, omdat men er de toekomst mee wil concretiseren.

Recente vooruitstrevende architectonische projecten hebben geleid tot nieuwe uitdrukkingsvormen, als reactie op fenomenen zoals de wereldwijd veranderende realiteit, culturele fascinaties en technologische vooruitgang. Net als hun voorgangers gaan de nieuwe ‘architectuurfantasten’ verder dan het alledaagse. Ze willen de realiteit transformeren, vervormen en uitbreiden. Hierdoor krijgt architectonische expressie een nieuwe impuls.

De digitale interface: nieuwe beelden en een nieuwe verbeelding.

De hedendaagse cultuur wordt voortgedreven door de digitale beeldtechnologie – digital imaging – die de manier waarop wij de wereld zien, en de manier waarop wij ons de wereld voorstellen, heeft getransformeerd. Architecten beschikken tegenwoordig over een uitgebreid instrumentarium om mee te dromen. En naarmate dit gereedschap van de verbeelding geavanceerder wordt, vervaagt de scheidslijn tussen verbeelding en realiteit steeds meer.

In onze cultuur van ultra-consumentisme worden digitale, kunstmatige landschappen steeds meer gepresenteerd als ‘totale lifestyle-ervaringen’, die onmiddellijk geconsumeerd kunnen worden. Aan de andere kant onthullen deze digitale ruimtes de onbewuste wensen van de moderne stedelingen. Er worden denkbeeldige architectonische ruimtes mee verwezenlijkt; mysterieuze, surrealistische droomlandschappen. Dit wijst op het bestaan van een freudiaans, ruimtelijk onderbewustzijn, dat onderwerp van analyse en interpretatie kan zijn.
Dankzij het gereedschap van de digitale dromen krijgen we zicht op het ‘stedelijke onderbewuste’.

De toeristenstad

Historisch gezien, kan de hedendaagse vakantie worden teruggevoerd op de jaren ’30, toen de Franse arbeiders voor het eerst recht kregen op twaalf doorbetaalde vakantiedagen per jaar. Tegenwoordig is toerisme een veel omvattend lifestyle-pakket en is het moderne toeristenoord per definitie kunstmatig. Niet langer lijkt de toerist te streven naar het 18de-eeuwse pittoreske ideaal. Het verlangen naar panoramische uitzichten is passé. De huidige excessieve beeldcultuur heeft ervoor gezorgd dat alles er nu bekend uitziet. In deze tijd zoekt de vakantieganger naar iets wat vertrouwd is, en wil hij/zij zich ook in een vreemde omgeving thuis voelen. Dit heeft geleid tot een geconcentreerde toeristeninfrastructuur en megacomplexen (met hotels, appartementen, winkelcentra, bioscopen, cultuur, etc), waarvan alle elementen zeer dicht op elkaar staan.

In Dubai is er maar weinig verschil tussen toeristenaccommodatie en gewone huisvesting. Architectonische programma’s gaan steeds meer op elkaar lijken. De morfologie van land en zee wordt in zo’n hoge mate kunstmatig gecreëerd, dat het in de nabije toekomst moeilijk zal zijn om het natuurlijke van het geconstrueerde te onderscheiden. Dubai heeft bijvoorbeeld 45 kilometer natuurstrand. Met kunstmatige eilanden zal daar in de toekomst maar liefst 1500 kilometer bijkomen, waardoor de kustlijn en de stad in één kolossaal toeristenoord zullen veranderen. Dit geconstrueerde landschap zal, net als een filmset, de locatie worden van vooraf bedachte avonturen en entertainment.

De stad als locatie die niet bestaat

Een visuele reis door het hedendaagse stedelijke landschap is een voortdurende wisselwerking tussen oog en binnenwereld, alsof deze zijn samengesmolten. Er bestaat geen twijfel over dat de stad geen zelfstandige eenheid meer vormt, geen plek met een eigen identiteit. In zijn bekende essay uit 1994, The Generic City, noteerde Rem Koolhaas de volgende observaties, die zeer relevant voor Dubai zijn:

• Zijn de hedendaagse steden, net als de hedendaagse vliegvelden, allemaal hetzelfde?
• Er is genoeg ruimte voor iedereen in de stad. Hij is plooibaar en heeft geen onderhoud nodig. Als hij te klein wordt, dan breidt hij gewoon uit. Als hij oud wordt, sloopt hij zichzelf en wordt hij opnieuw geboren. Hij is oppervlakkig. Net als een filmset in Hollywood kan hij elke maandagochtend een nieuwe identiteit aannemen.
• De Straat is dood.
• Heeft de Generic City eigenlijk ooit een verleden gehad?
• De enige activiteit is winkelen…
• Omdat de Generic City voornamelijk Aziatisch is, wordt er doorgaans airconditioning in de architectuur verwerkt.
• De massieve vormen van de Generic City zijn misleidend. 51 Procent van het volume bestaat uit atrium.

De stad is nu definitief geen plek meer, maar eerder een toestand. Misschien heeft de stad zelfs geen locatie meer; het lijkt of hij overal en nergens is. Hij neemt steeds meer ruimte in, maar het is betekenisloze ruimte, omdat niemand zich ermee verbonden voelt. Vroeger was het ‘opwindend’ om je binnen een stad te verplaatsen, maar die opwinding is weggedrukt door banaliteit en een gevoel van vermoeidheid. Er valt niets meer te ontdekken, niets dan immense en non-descripte plekken.

Dubai, de 21ste eeuwse visionair

Dubai is een extreem voorbeeld van verstedelijking. Het is één van de snelst groeiende steden ter wereld en belichaamt de post-industriële en auto-gerichte stedelijke cultuur die zich als een inktvlek uitbreidt. Daarbinnen bewegen zich grote groepen mensen die in een voortdurende staat van verandering verkeren.

De explosie van megacomplexen en satellietsteden biedt kansen voor een typologische bestudering van nieuwe bouwprogramma’s en vormen. Binnen de stadsgrenzen – en de monotone, voorspelbare stedelijke omgeving – fungeren de nieuwe, kunstmatige, geometrische vormen (in de nieuwe vormtaal) als katalysator voor innovatie. Misschien moet de 21ste eeuwse architectuur gebruik gaan maken van nieuwe vormen en technologieën. Het aura van optimisme, en de schijnbaar grote financiële successen van de nieuwe bouwexplosie, vragen om nieuwe, moedige architecten en ontwerpers.

In de afgelopen 20 jaar heeft Dubai zich in snel tempo ontwikkeld tot een wereldwijd kruispunt. Deze stedelijke fata morgana blijft zich maar uitbreiden, zowel in horizontale als verticale richting, zonder enig teken van verslapping. Dubai wordt gekenmerkt door een verticaal urbanisme met gigantische atriums en spinnenweb-achtige verbindingen tussen de verschillende torens. Dit veroorzaakt een gevoel van vervreemding tegen de achtergrond van een uitgestrekt ‘niemandsland’: de woestijn.

Voor de bezoeker lijkt deze kosmopolitische stad vreemd en hyperactief, zonder gelaagdheid of duidelijke hiërarchie. De aantrekkingskracht ervan ligt in het vermogen om zich snel aan te passen, met alle bijbehorende tegenstrijdigheden en complexiteit. De stad lijkt tegelijk overal en nergens te zijn, omdat er geen centrum of kern is. Dubai gedijt onder zijn nieuwigheid en zijn formaat, en is voortdurend bezig om zichzelf vorm te geven. Daarom is architectuur hier absoluut essentieel, want alle elementen krijgen er hun vorm mee.

De stad is weinig meer dan een gigantisch winkelcentrum en bestaat uit ‘mind-zone’-ruimtes, en wachtkamers die uit een vliegveld afkomstig lijken te zijn. In dit stedelijke landschap, dat gelijkenissen vertoont met een attractiepark, bestaat geen onderscheid tussen oud en nieuw. Alles is recent, en schijnbaar gericht op de ‘twin towers’ van consumentisme en toerisme.

Architectuur en interieur zijn de interfaces van het consumentisme, de vluchtige koopervaring. De ruimtes waar gewinkeld kan worden, lijken van binnen zelfs nog groter dan van buiten, en nog luxueuzer en verleidelijker. Ook de komst van airconditioning heeft de architectuur bevrijd en nieuwe vormen mogelijk gemaakt.

Dubai is het prototype van de nieuwe post-globale stad die eerder verlangens opwekt dan problemen oplost. Alles kan worden geconsumeerd of vervangen, niets is duurzaam, en alles kan na gebruikt worden weggegooid. Dubai is verslaafd aan de lokroep van het nieuwe. De stad vormt een voedingsbodem voor een cultuur van onmiddellijke en kortstondige behoeftenbevrediging. Uitgebreide mediacampagnes maken bijna elke week melding van nieuwe satellietsteden en megaprojecten. Marketing en verkoop zijn dan ook de belangrijkste elementen in deze benadering van bouwprojecten.

De visionaire architect Cedric Price zei in een interview uit 2001 (naar aanleiding van de tentoonstelling Cities on the Move over Aziatische stedenbouw) het volgende: “De consumptie van ideeën en beelden speelt zich af in de tijd. Daarom is er bij deze tentoonstelling sprake van urgentie, en is men zich sterk bewust van de tijd, zoals dat tegenwoordig niet meer in Londen, of zelfs Manhattan het geval is. Een stad die niet verandert en zichzelf niet steeds opnieuw uitvindt, is een dode stad…”

De recente ontwikkelingen in Dubai hebben de stad tot één van de iconen gemaakt van droomvakanties en onroerend goed. Maar wat ontbreekt, is een visionaire architectuur. Moderne architectonische projecten moeten innovatief en origineel zijn. Het is belangrijk dat er een uitgebreid debat gaat plaatsvinden over het gezicht van de stad.

Het historische perspectief: de waterkant in de woestijn
Dubai begon zijn bestaan als een kleine haven met daaromheen een aantal barasti (palmblad) huizen. De grond was niet bijzonder vruchtbaar, en daarom besloten de mensen die er aan het begin van de 20ste eeuw heentrokken om hun broodwinning uit zee te halen. Men ging vissen, parelduiken en handel drijven. De combinatie van commercieel succes en een liberale houding van de toenmalige heersers zorgde ervoor dat het emiraat aantrekkelijk werd voor handelaren uit India en Iran, die zich in de snel groeiende stad gingen vestigen. Hierdoor werd Dubai relatief welvarend, nog voordat de olieproductie in de late jaren ’60 een explosie van rijkdom veroorzaakte.

Het ontwikkelingstraject van Dubai wordt weerspiegeld in de omvang van de bevolking, die sinds 1969 met een factor 17 is gegroeid: van 60.000 toen, tot meer dan een miljoen tegenwoordig. Voorspeld wordt dat Dubai in 2010 zo’n 15 miljoen toeristen per jaar zal trekken, die zullen overnachten in meer dan 400 hotels. Het is interessant om vergelijkingen met andere landen te maken. In 2002 trok Egypte bijvoorbeeld 4,7 miljoen toeristen. Bij Dubai lag dat aantal op 4,2 miljoen (Egypte heeft natuurlijk een ‘echte geschiedenis’, in tegenstelling tot de Las Vegas-achtige historie van Dubai. Zo zullen er in de komende jaren een aantal enorme piramides gebouwd worden voor het grootschalige attractiepark Dubailand).

De expansie van het emiraat verliep net als die van Los Angeles. Eerst werden er nieuwe projecten opgezet in de woestijn (voorbij de oudere kernen van Deira en Bur Dubai), die verbonden werden door snel- en ringwegen. De open ruimtes die daartussen ontstonden, werden geleidelijk opgevuld met stedelijke bebouwing, die minder dicht op elkaar stond dan elders. De afhankelijkheid van de auto is groot.

Omdat Dubai als stad geen echte geschiedenis had, moest het een hele reeks van omstandigheden en voorwaarden scheppen die kenmerkend zijn voor een stedelijke omgeving. Met behulp van de vergankelijke olierijkdom, creëerde het emiraat ‘free zones’, die worden aangeprezen met termen als economische liberalisering, technische innovatie en politieke transparantie. De Jebel Ali Free Zone, een knooppunt voor handel en industrie, kreeg eind jaren ’90 navolging met drie omvangrijke bedrijvenparken: Internet City, een poging om van Dubai een Arabisch IT-centrum te maken, Media City, dat Caïro wil vervangen als de mediahoofdstad van het Midden-Oosten (waarbij de Verenigde Arabische Emiraten hun versie van openheid in de ether brengen), en het Dubai International Financial Center (DIFC), een effectenbeurs die moet gaan concurreren met Hong Kong, Londen en New York.

En terwijl woestijnen doorgaans worden gezien als onvruchtbare, waardeloze gebieden, kent het ‘lege district’ Dubai unieke – en zeer hoge – grondprijzen. Twee bedrijven zijn daar grotendeels verantwoordelijk voor: Emaar Properties (opgericht in 1997) en het staatsbedrijf Nakheel. Emaar werkt aan veel huisvestingsprojecten, waaronder het 3,5 kilometer lange Dubai Marina, achter de bestaande Jumeirah strandhotels. Het moet een hoogbouwstad-in-een-stad worden, die plaats zal bieden aan 40.000 bewoners en het brandpunt van de wijk New Dubai zal zijn.

Nakheel is synoniem geworden met The Palm Jumeirah, een kunstmatig eiland dat de vorm heeft van een palm en vijf kilometer lang is. Andere eilanden en palmen worden op dit moment ‘geplant’ in grootschalige projecten waarbij de woestijn naar zee wordt gebracht. Bij het nieuwste project, Dubai Waterfront, wordt niet alleen 375 kilometer nieuwe kustlijn gecreëerd, maar ook het langste kanaal dat ooit in een woestijn werd gegraven. In 2002 werd het volledig eigendomsrecht in Dubai ingevoerd, waardoor voor het eerst buitenlanders onroerend goed in Dubai konden kopen. Hiermee werd de grondslag gelegd voor een hausse in deze sector.

Toekomst
Als Rome de ‘eeuwige stad’ was, en het New Yorkse Manhattan de apotheose van de 20ste eeuwse verstopte metropool, dan kan Dubai worden beschouwd als een nieuw prototype voor de 21ste eeuw: kunstmatige en nomadische oases, die worden gepresenteerd als geïsoleerde steden en zich uitstrekken over land en zee.

Maar terwijl Dubai architectonisch wellicht de ultieme fantasiestad wordt, zijn er weinig kansen geboden aan vernieuwende architecten. Van werkelijke innovatie is geen sprake in de ontwerpen van de meeste nieuwe projecten. Ze blijven binnen de grenzen van het soort design dat het grote publiek nog kan bevatten.

George Katodrytis is architect en heeft zijn vak aan verscheidene universiteiten in de wereld gedoceerd.